Spreuken 30:6

6 Doe niet tot Zijn woorden, opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt.

Spreuken 30:6 Meaning and Commentary

Proverbs 30:6

Add thou not unto his words
To the words of God; as the Jews did, by joining their oral law, or the traditions of the elders, to the written word, and preferring them before it; and as the Papists, by making their unwritten traditions, and the sense and determinations of their church, equal to the Scriptures; and as all enthusiasts do, who set up their pretended dreams, visions, revelations, and prophecies, upon a foot with the word of God, or as superior to it; whereas that is, and that only, the rule and standard of faith and practice, and is a sufficient and perfect one; see ( Deuteronomy 4:2 ) ; lest he reprove thee;
that is, God; either by words or by blows, by threatenings and denunciations of his wrath and displeasure; or by chastisements and corrections for such daring pride, blasphemy, and wickedness; those who add to his words, he threatens to add plagues unto them, ( Revelation 22:18 ) ; and thou be found a liar;
a forger, speaker, and spreader of doctrinal lies, such doctrines as are contrary to the word of truth; not being built on that, but upon human inventions, and additions to it.

Spreuken 30:6 In-Context

4 Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet?

5 Alle rede Gods is doorlouterd; Hij is een Schild dengenen, die op Hem betrouwen.

6 Doe niet tot Zijn woorden, opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt.

7 Twee dingen heb ik van U begeerd, onthoud ze mij niet, eer ik sterve:

8 Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels;