1 Koningen 19:15

15 En de HEERE zeide tot hem: Ga, keer weder op uwen weg, naar de woestijn van Damaskus; en ga daar in, en zalf Hazael ten koning over Syrie.

1 Koningen 19:15 Meaning and Commentary

1 Kings 19:15

And the Lord said unto him, go, return on thy way to the
wilderness of Damascus
He is bid to go back the way he came, through the wilderness of Arabia, which was part of his way to Damascus, near to which was another wilderness, which took its name from thence; though Fortunatus Schacchus ^F24 thinks no other is meant by this phrase than returning to his former course and custom of preach the law of God, and reclaiming men from the error of their ways:

and when thou comest, anoint Hazael to be king over Syria;
it is nowhere related that Elijah did go to Damascus, and anoint Hazael, though it may be he did; however he acquainted Elisha with it, and he declared it to Hazael, that he should be king of Syria, and which perhaps is all that is meant by anointing; that is, that he should be made king, and which was declared by both these prophets, see ( 2 Kings 8:13 ) .

---

FOOTNOTES:

F24 Elaeochrism. Myrothec. l. 1. c. 39. col. 198.

1 Koningen 19:15 In-Context

13 En het geschiedde, als Elia dat hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel, en uitging, en stond in den ingang der spelonk. En ziet, een stem kwam tot hem, die zeide: Wat maakt gij hier, Elia?

14 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.

15 En de HEERE zeide tot hem: Ga, keer weder op uwen weg, naar de woestijn van Damaskus; en ga daar in, en zalf Hazael ten koning over Syrie.

16 Daartoe zult gij Jehu, den zoon van Nimsi, zalven ten koning over Israel; en Elisa, den zoon van Safat, van Abel-mehola, zult gij tot profeet zalven in uw plaats.

17 En het zal geschieden, dat Jehu hem, die van het zwaard van Hazael ontkomt, doden zal; en die van het zwaard van Jehu ontkomt, dien zal Elisa doden.