1 Kronieken 12:40

40 En ook de naasten aan hen, tot aan Issaschar, en Zebulon, en Nafthali, brachten brood op ezelen, en op kemelen, en op muildieren, en op runderen, meelspijs, stukken vijgen, en stukken rozijnen, en wijn, en olie, en runderen, en klein vee in menigte; want er was blijdschap in Israel.

1 Kronieken 12:40 Meaning and Commentary

1 Chronicles 12:40

Moreover, they that were nigh
To Hebron, or bordered on the tribe of Judah:

even unto Issachar, and Zebulun, and Naphtali;
as far as to those tribes, and including them:

brought bread on asses, and on camels, and on mules;
all which were creatures used to carry burdens:

and on oxen;
who, though commonly employed in ploughing, yet, on this occasion, might be made use of either in drawing wagons laden with provisions, such as follow, or in carrying loads on their backs; though, as Tully ^F7 observes, their backs show they were not formed to receive and carry burdens:

and meat, meal, cakes of figs, and bunches of raisins, and wine, and
oil, and oxen, and sheep abundantly,
that is, food made of flour, pastries, besides bread, before mentioned, with dried figs, pressed and made into cakes, and clusters of grapes dried, and of liquids, wine and oil, which make cheerful, and beef and mutton in great plenty:

for there was joy in Israel;
that their civil wars were ended; that they were united into one kingdom again; and had a king over them according to their hearts' desire, the darling of the people, of whom they had raised expectations; being a valiant, prudent, and good man, who studied the good both of church and state, and, above all, was one of God's choosing, appointing, and anointing: greater joy there will be, when David's son and antitype, Zion's King, reigns, when he shall be King over all the earth, and there will be one Lord, and his name one, ( Psalms 97:1 ) ( Isaiah 52:7 ) ( Zechariah 14:9 ) ( Revelation 11:15-17 ) .

---

FOOTNOTES:

F7 De Natura Deorum, l. 2. prope finem.

1 Kronieken 12:40 In-Context

38 Al deze krijgslieden, die zich in slagorde konden houden, kwamen met een volkomen hart te Hebron, om David koning te maken over gans Israel. En ook was al het overige van Israel een hart, om David tot koning te maken.

39 En zij waren daar bij David drie dagen lang, etende en drinkende; want hun broeders hadden voor hen wat toebereid.

40 En ook de naasten aan hen, tot aan Issaschar, en Zebulon, en Nafthali, brachten brood op ezelen, en op kemelen, en op muildieren, en op runderen, meelspijs, stukken vijgen, en stukken rozijnen, en wijn, en olie, en runderen, en klein vee in menigte; want er was blijdschap in Israel.