1 Samuël 15:15

15 Saul nu zeide: Zij hebben ze van de Amalekieten gebracht, want het volk heeft de beste schapen en runderen verschoond, om den HEERE, uw God, te offeren; maar het overige hebben wij verbannen.

1 Samuël 15:15 Meaning and Commentary

1 Samuel 15:15

And Saul said, they have brought them from the Amalekites,
&c.] That is, the people, laying the blame upon them, as Adam did on his wife, as if he had no concern at all in it, when it is clear from ( 1 Samuel 15:9 ) he was the principal one; nor is it probable the people should do this of themselves, without his consent and authority, which was so directly contrary to the express order of God; and then to excuse the people as well as he could, on whom he laid the blame, he observes this was not done for their own private profit and advantage, but for the service and worship of God:

for the people spared the best of the sheep, and of the oxen, to
sacrifice unto the Lord thy God;
by way of gratitude and thankfulness for the victory they had obtained; and therefore, since they had so good an end and design in sparing what they had, and those the best and fittest for sacrifice, he hoped they would easily be excused; and that the prophet would use his best interest with the Lord, who was his God, to whom they designed to do honour, that he would overlook what was amiss in them:

and the rest we have utterly destroyed;
as they were commanded; but then it was only the vile and the refuse, the best they had reserved for their own use; though he now coloured it with this specious pretence of sacrificing to God, when he found it was taken notice of, and was resented.

1 Samuël 15:15 In-Context

13 Samuel nu kwam tot Saul, en Saul zeide tot hem: Gezegend zijt gij den HEERE! Ik heb des HEEREN woord bevestigd.

14 Toen zeide Samuel: Wat is dan dit voor een stem der schapen in mijn oren, en een stem der runderen, die ik hoor?

15 Saul nu zeide: Zij hebben ze van de Amalekieten gebracht, want het volk heeft de beste schapen en runderen verschoond, om den HEERE, uw God, te offeren; maar het overige hebben wij verbannen.

16 Toen zeide Samuel tot Saul: Houd op, zo zal ik u te kennen geven, wat de HEERE van nacht tot mij gesproken heeft. Hij dan zeide tot hem: Spreek.

17 En Samuel zeide: Is het niet alzo, toen gij klein waart in uw ogen, dat gij het hoofd der stammen van Israel geworden zijt, en dat u de HEERE tot koning over Israel gezalfd heeft?