1 Samuël 30:10

10 En David vervolgde hen, hij en die vierhonderd mannen; en tweehonderd mannen bleven staan, die zo moede waren, dat zij over de beek Besor niet konden gaan.

1 Samuël 30:10 Meaning and Commentary

1 Samuel 30:10

But David pursued, he and four hundred men
Not discouraged with being obliged to leave a third part of his little army behind; though it was doubtless a trial of his faith, with these to pursue an enemy, whose numbers he knew not, which must greatly exceed his; for after the rout and slaughter of them, as many escaped on camels as David had with him, ( 1 Samuel 30:17 ) ;

for two hundred abode behind, which were so faint;
through their grief and sorrow for the loss of their wives and children, and through their march from the camp of the Philistines to Ziklag, and from thence hither, that they looked like a corpse, as the word signifies; Procopius Gazaeus has it only seventy men:

so that they could not go over the brook Besor:
being so weak and feeble; for this was not owing to fear of their enemies, and faint heartedness on that account, then it would rather have been said, "they would not go over"; the Targum renders the word "faint" by "restrained" or prohibited, as if they were forbid by David to go over, but were ordered to tarry here by the stuff, while the rest pursued; and, according to the Syriac and Arabic versions, they were placed there, that none might go over the brook; and it seems, by ( 1 Samuel 30:22 ) , that they had a good will to go over, but were made to abide there; or as all Gideon's army, but three hundred, were sent back, and not suffered to go with him, being too many, ( Judges 7:2-8 ) .

1 Samuël 30:10 In-Context

8 Toen vraagde David den HEERE, zeggende: Zal ik deze bende achternajagen? Zal ik ze achterhalen? En Hij zeide tot hem: Jaag na, want gij zult gewisselijk achterhalen, en gij zult gewisselijk verlossen.

9 David dan ging heen, hij en de zes honderd mannen, die bij hem waren; en als zij kwamen aan de beek Besor, zo bleven de overigen staan.

10 En David vervolgde hen, hij en die vierhonderd mannen; en tweehonderd mannen bleven staan, die zo moede waren, dat zij over de beek Besor niet konden gaan.

11 En zij vonden een Egyptischen man op het veld, en zij brachten hem tot David; en zij gaven hem brood, en hij at, en zij gaven hem water te drinken.

12 Zij gaven hem ook een stuk van een klomp vijgen, en twee stukken rozijnen; en hij at, en zijn geest kwam weder in hem; want hij had in drie dagen en drie nachten geen brood gegeten, noch water gedronken.