2 Corinthiërs 9:4

4 En dat niet mogelijk, zo de Macedoniers met mij kwamen, en u onbereid vonden, wij (opdat wij niet zeggen: gij) beschaamd worden in deze vasten grond der roeming.

2 Corinthiërs 9:4 Meaning and Commentary

2 Corinthians 9:4

Lest haply if they of Macedonia come with me
The apostle had determined to come himself, though he was afterwards prevented by Providence, but could not be certain of the coming of the Macedonian brethren with him; however, as it was probable that some of them would come, whose hearts were so much in this work, therefore he judged it fit and proper to send the brethren before hand, in case they should come:

and find you unprepared;
not so ready for this service as had been boasted of, and the collection not finished, which had been begun a year ago.

We (that we say not, ye) should be ashamed in this same confident
boasting;
or "in this same substance", or "subsistence of boasting": a boasting, which, he thought, they had the most solid and substantial ground and foundation to proceed upon; which, should it come to nothing, must cause shame both in the apostles, who had so largely, and with so much assurance, boasted of them; and in the Corinthians, who must be put to the blush, when it should be told them how much they had been boasted of with respect to their readiness, and yet were unprepared: so (tlxwt) , "hope", expectation, confidence, is rendered by the Septuagint (kauchma) , "boasting", ( Proverbs 11:7 ) and in ( Psalms 39:5 ) (upostasiv) , the word here used. And some copies, and also the Vulgate Latin version, only read, "in this substance", or glorying, and leave out boasting as superfluous.

2 Corinthiërs 9:4 In-Context

2 Want ik weet de volvaardigheid uws gemoeds, van welke ik roem over u bij de Macedoniers, dat Achaje van over een jaar bereid is geweest; en de ijver, van u begonnen, heeft er velen verwekt.
3 Maar ik heb deze broeders gezonden, opdat onze roem, dien wij over u hebben, niet zou ijdel gemaakt worden in dezen dele; opdat (gelijk ik gezegd heb) gij bereid moogt zijn;
4 En dat niet mogelijk, zo de Macedoniers met mij kwamen, en u onbereid vonden, wij (opdat wij niet zeggen: gij) beschaamd worden in deze vasten grond der roeming.
5 Ik heb dan nodig geacht deze broeders te vermanen, dat zij eerst tot u zouden komen, en voorbereiden uw te voren aangedienden zegen; opdat die gereed zij, alzo als een zegen, en niet als een vrekheid.
6 En dit zeg ik: Die spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien; en die in zegeningen zaait, zal ook in zegeningen maaien.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.