2 Corinthiërs 9:3

3 Maar ik heb deze broeders gezonden, opdat onze roem, dien wij over u hebben, niet zou ijdel gemaakt worden in dezen dele; opdat (gelijk ik gezegd heb) gij bereid moogt zijn;

2 Corinthiërs 9:3 Meaning and Commentary

2 Corinthians 9:3

Yet have I sent the brethren
Titus, and the other two mentioned in the foregoing chapter: one manuscript reads, "we have sent"; and the Ethiopic version, "they have sent", that is, the Macedonians; but the common reading is best. It might be objected, that since the apostle knew the forwardness of their minds, how ready they were a year ago, and had boasted so much of their liberality, that it must be unnecessary to send the brethren to them, to stir them up to this work; which objection is prevented by observing the reason of his sending them:

lest our boasting of you should be in vain in this behalf:
or, "in this part", in this particular thing, (atwbu adh le) , "concerning this business", or affair of beneficence to the poor, as the Syriac version renders it. He had boasted of them with respect to other things besides this; but he was chiefly concerned, knowing the frailty and changeableness of human nature, and how possible it was that their forwardness might abate, and they grow cold and indifferent to such service, lest his glorying of them should be in vain in this particular instance; wherefore he sent the brethren to put them on, that as they had begun they would finish:

that as I said ye may be ready,
That as he had said to the Macedonians, that they were ready in mind, it might appear to be so; or as he had ordered them in his former epistle, they might be actually ready; have their collection ready made, so that there might be no gathering when he came.

2 Corinthiërs 9:3 In-Context

1 Want van de bediening, die voor de heiligen geschiedt, is mij onnodig aan u te schrijven.

2 Want ik weet de volvaardigheid uws gemoeds, van welke ik roem over u bij de Macedoniers, dat Achaje van over een jaar bereid is geweest; en de ijver, van u begonnen, heeft er velen verwekt.

3 Maar ik heb deze broeders gezonden, opdat onze roem, dien wij over u hebben, niet zou ijdel gemaakt worden in dezen dele; opdat (gelijk ik gezegd heb) gij bereid moogt zijn;

4 En dat niet mogelijk, zo de Macedoniers met mij kwamen, en u onbereid vonden, wij (opdat wij niet zeggen: gij) beschaamd worden in deze vasten grond der roeming.

5 Ik heb dan nodig geacht deze broeders te vermanen, dat zij eerst tot u zouden komen, en voorbereiden uw te voren aangedienden zegen; opdat die gereed zij, alzo als een zegen, en niet als een vrekheid.