2 Koningen 18:14

14 Toen zond Hizkia, de koning van Juda, tot den koning van Assyrie, naar Lachis, zeggende: Ik heb gezondigd, keer af van mij, wat gij mij opleggen zult, zal ik dragen. Toen legde de koning van Assyrie Hizkia, den koning van Juda, driehonderd talenten zilvers, en dertig talenten gouds op.

2 Koningen 18:14 Meaning and Commentary

2 Kings 18:14

And Hezekiah king of Judah sent to the king of Assyria to
Lachish
A city in the tribe of Judah, about twenty miles from Jerusalem, towards the southwest ^F17; which the king of Assyria was now besieging, ( 2 Chronicles 32:9 ) at first Hezekiah made provision to defend himself, and encouraged his people not to be afraid of the king of Assyria, ( 2 Chronicles 32:1-8 ) , but understanding he had taken his fortified cities, and made such progress with his arms, he was disheartened, and sent an embassy to him to sue for peace; judging it more advisable to buy it than to expose his capital to a siege; in which he betrayed much weakness and distrust of the power and providence of God:

saying, I have offended;
not the Lord, but the king of Assyria by rebelling against him, or refusing to pay the yearly tribute to him; he owned he had acted imprudently, and had given him, just occasion to invade his land:

return from me;
from his land, from proceeding to Jerusalem, which he seemed to have a design upon, and go back to his own country with his army, and make no further conquests:

that which thou puttest on me I will bear;
what mulct or fine he should lay upon him, or tribute he should impose upon him, or whatever he should demand of him, he would submit to:

and the king of Assyria appointed unto Hezekiah king of Judah
three hundred talents of silver, and thirty talents of gold;
to be paid to him directly; which, according to Brerewood ^F18, amounted to 247,500 pounds.

---

FOOTNOTES:

F17 Bunting's Travels p. 99.
F18 De Ponder. & Pret. Vet. Num. c. 5.

2 Koningen 18:14 In-Context

12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods, niet waren gehoorzaam geweest, maar Zijn verbond overtreden hadden; en al wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet gehoord, noch gedaan.

13 Maar in het veertiende jaar van den koning Hizkia kwam Sanherib, de koning van Assyrie, op tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in.

14 Toen zond Hizkia, de koning van Juda, tot den koning van Assyrie, naar Lachis, zeggende: Ik heb gezondigd, keer af van mij, wat gij mij opleggen zult, zal ik dragen. Toen legde de koning van Assyrie Hizkia, den koning van Juda, driehonderd talenten zilvers, en dertig talenten gouds op.

15 Alzo gaf Hizkia al het zilver, dat gevonden werd in het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des konings.

16 Te dier tijd sneed Hizkia het goud af van de deuren van den tempel des HEEREN, en van de posten, die Hizkia, de koning van Juda, had laten overtrekken, en gaf dat aan de koning van Assyrie.