2 Koningen 3:24

24 Maar als zij aan het leger van Israel kwamen, maakten zich de Israelieten op, en sloegen de Moabieten; en zij vloden van hun aangezicht; ja, zij kwamen in het land, slaande ook de Moabieten.

2 Koningen 3:24 Meaning and Commentary

2 Kings 3:24

And when they came to the camp of Israel
Not in an orderly regular manner, in rank and file, as an army should march, but in a confused manner, everyone striving who should get thither first, and have the largest share of the booty:

the Israelites rose up and smote the Moabites, so that they fled before
them;
being prepared for them, they fell upon them sword in hand, and soon obliged them to flee:

but they went forward smiting the Moabites, even in their country;
they pursued them closely, and slew them as they fled, and followed them not only to their borders, but into their own country: though Schultens {m}, from the use of the word (hbn) in the Arabic language, renders the passage, "and they blunted their swords in it (in that slaughter), even by smiting the Moabites".

---

FOOTNOTES:

F13 De Defect. Hod. Ling. Heb. sect. 26.

2 Koningen 3:24 In-Context

22 En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, en de zon over dat water oprees, zagen de Moabieten dat water tegenover rood, gelijk bloed.

23 En zij zeiden: Dit is bloed; de koningen hebben voorzeker zich met het zwaard verdorven, en hebben de een de ander verslagen; nu dan aan den buit, gij Moabieten!

24 Maar als zij aan het leger van Israel kwamen, maakten zich de Israelieten op, en sloegen de Moabieten; en zij vloden van hun aangezicht; ja, zij kwamen in het land, slaande ook de Moabieten.

25 De steden nu braken zij af, en een iegelijk wierp zijn steen op alle goede stukken lands, en zij vulden ze, en stopten alle waterfonteinen, en velden alle goede bomen, totdat zij in Kir-hareseth alleen de stenen daarvan lieten overblijven; en de slingeraars omsingelden en sloegen hen.

26 Doch als de koning der Moabieten zag, dat hem de strijd te sterk was, nam hij tot zich zevenhonderd mannen, die het zwaard uittogen, om door te breken tegen den koning van Edom; maar zij konden niet.