2 Kronieken 36:21

21 Opdat het woord des HEEREN vervuld wierd, door den mond van Jeremia, totdat het land aan zijn sabbatten een welgevallen had; het rustte al de dagen der verwoesting, totdat de zeventig jaren vervuld waren.

2 Kronieken 36:21 Meaning and Commentary

2 Chronicles 36:21

To fulfil the word of the Lord by the mouth of Jeremiah
That is, the Jews were so long servants in Babylon, as in the preceding verse, to accomplish Jeremiah's prophecy of it, ( 2 Chronicles 25:12 ) ( 27:7 ) ( 29:10 )

until the land had enjoyed her sabbaths;
the sabbatical years, or seventh year sabbaths, which, according to the law of the land, was to rest from being tilled, ( Leviticus 25:4 ) , which law had been neglected by the Jews, and now, whether they would or not, the land should have rest for want of persons to till it:

for as long as she lay desolate she kept sabbath, to fulfil threescore
and ten years;
as threatened in ( Leviticus 26:34 Leviticus 26:35 ) on which text Jarchi observes, that at the destruction of the first temple the law concerning the sabbath, or rest of the land had been neglected four hundred and thirty years, in which space were sixty nine sabbatical years; and, according to Maimonides F4, it was at the end of a sabbatic year that the city and temple were destroyed, and so just seventy years had been neglected, and the land was tilled in them as in other years, and now it had rest that exact number of years; but of this we cannot be certain, though it is probable.


FOOTNOTES:

F4 Hilchot Shemitah Veyobel, c. 10. sect. 3.

2 Kronieken 36:21 In-Context

19 En zij verbrandden het huis Gods, en zij braken den muur van Jeruzalem af, en al de paleizen daarvan verbrandden zij met vuur, verdervende ook alle kostelijke vaten derzelve.
20 En wie overgebleven was van het zwaard, voerde hij weg naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten, tot het regeren des koninkrijks van Perzie;
21 Opdat het woord des HEEREN vervuld wierd, door den mond van Jeremia, totdat het land aan zijn sabbatten een welgevallen had; het rustte al de dagen der verwoesting, totdat de zeventig jaren vervuld waren.
22 Maar in het eerste jaar van Kores, koning van Perzie, opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, door den mond van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores, koning van Perzie, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende:
23 Zo zegt Kores, koning van Perzie: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is; wie is onder ulieden van al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met hem, en hij trekke op.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.