2 Samuël 15:14

14 Zo zeide David tot al zijn knechten, die met hem te Jeruzalem waren: Maakt u op, en laat ons vlieden, want er zou voor ons geen ontkomen zijn voor Absaloms aangezicht; haast u, om weg te gaan, opdat hij niet misschien haaste, en ons achterhale, en een kwaad over ons drijve, en deze stad sla met de scherpte des zwaards.

2 Samuël 15:14 Meaning and Commentary

2 Samuel 15:14

And David said unto all his servants that [were] with him at
Jerusalem
His courtiers and ministers of state, the officers of his household, as many of them as were with him in the city; for some of them very probably were in the country, as Ahithophel was, and some might be along with Absalom, whom he had invited to his peace offerings:

arise, and let us flee;
it is much that a man of such courage and valour as David should be so intimidated at once as to make a flight as soon as he heard of a conspiracy forming against him:

for we shall not [else] escape from Absalom;
his fears ran so high, that he fancied he would be upon them presently:

make speed to depart, lest he overtake us suddenly;
which still more clearly shows the panic he was in:

and bring evil upon us;
kill them, or make them prisoners:

and smite the city with the edge of the sword;
the inhabitants of it, should they make resistance.

2 Samuël 15:14 In-Context

12 Absalom zond ook om Achitofel, den Giloniet, Davids raad, uit zijn stad, uit Gilo te halen, als hij offeranden offerde. En de verbintenis werd sterk, en het volk kwam toe en vermeerderde bij Absalom.

13 Toen kwam er een boodschapper tot David, zeggende: Het hart van een iegelijk in Israel volgt Absalom na.

14 Zo zeide David tot al zijn knechten, die met hem te Jeruzalem waren: Maakt u op, en laat ons vlieden, want er zou voor ons geen ontkomen zijn voor Absaloms aangezicht; haast u, om weg te gaan, opdat hij niet misschien haaste, en ons achterhale, en een kwaad over ons drijve, en deze stad sla met de scherpte des zwaards.

15 Toen zeiden de knechten des konings tot den koning: Naar alles, wat mijn heer de koning verkiezen zal, ziet, hier zijn uw knechten.

16 En de koning ging uit met zijn ganse huis te voet; doch de koning liet tien bijwijven, om het huis te bewaren.