2 Samuël 15:19

19 Zo zeide de koning tot Ithai, den Gethiet: Waarom zoudt gij ook met ons gaan? Keer weder, en blijf bij den koning; want gij zijt vreemd, en ook zult gij weder vertrekken naar uw plaats.

2 Samuël 15:19 Meaning and Commentary

2 Samuel 15:19

Then said the king to Ittai the Gittite
Who was over the band of Gittites, the six hundred men, ( 2 Samuel 15:22 ) ;

wherefore goest thou also with us?
one should think the king should not have discouraged any from joining and following him, when his numbers were not very large, and the in such fear on account of Absalom:

return to this place;
to Jerusalem, where his station was:

and abide with the king;
with Absalom, who set himself up for king, and whom the people perhaps had proclaimed as such in Hebron, where the conspiracy began:

for thou [art] a stranger, and also an exile;
not a native of Israel, but of another nation, and at a distance from it, and therefore not altogether under the same obligations to attend David in his troubles as others were; and by this it seems that he was a Gittite by nation, whatever the six hundred men were, and rather favours the first sense given of them in ( 2 Samuel 15:18 ) .

2 Samuël 15:19 In-Context

17 Als nu de koning met al het volk te voet was uitgegaan, zo bleven zij staan in een verre plaats.

18 En al zijn knechten gingen aan zijn zijde heen, ook al de Krethi en al de Plethi, en al de Gethieten, zeshonderd man, die van Gath te voet gekomen waren, gingen voor des konings aangezicht heen.

19 Zo zeide de koning tot Ithai, den Gethiet: Waarom zoudt gij ook met ons gaan? Keer weder, en blijf bij den koning; want gij zijt vreemd, en ook zult gij weder vertrekken naar uw plaats.

20 Gisteren zijt gij gekomen, en heden zou ik u met ons omvoeren om te gaan? Zo ik toch gaan moet, waarheen ik gaan kan, keer weder; en breng uw broederen wederom; weldadigheid en trouw zij met u.

21 Maar Ithai antwoordde den koning, en zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft, en mijn heer de koning leeft, in de plaats, waar mijn heer de koning zal zijn, hetzij ten dode, hetzij ten leven, daar zal uw knecht voorzeker ook zijn!