2 Samuël 15:2

2 Ook maakte zich Absalom des morgens vroeg op, en stond aan de zijde van den weg der poort. En het geschiedde, dat Absalom allen man, die een geschil had, om tot den koning ten gerichte te komen, tot zich riep, en zeide: Uit welke stad zijt gij? Als hij dan zeide: Uw knecht is uit een der stammen Israels;

2 Samuël 15:2 Meaning and Commentary

2 Samuel 15:2

And Absalom rose up early
Every morning, to show how diligent and industrious he should be, and closely apply himself to business, was he in any office trader the king, and especially when he should be king himself; this he did to ingratiate himself into the affections of the people:

and stood beside the way of the gate;
either of the king's palace, so Josephus ^F4, or of the city, where courts of judicature are held: the former seems most probable by what follows:

and it was [so], that when any man that had a controversy came to the
king for judgment;
that had a controversy with another man on any account, and came to the king to have it decided according to law, or the rules of justice and equity:

then Absalom called unto him, and said, of what city [art] thou?
which question he asked, only to lead on to some further discourse:

and he said, thy servant [is] of one of the tribes;
that is, of one of the cities of the tribes of Israel, and not of a city of another nation.

---

FOOTNOTES:

F4 Antiqu. l. 7. c. 9. sect. 1.

2 Samuël 15:2 In-Context

1 En het geschiedde daarna, dat Absalom zich liet bereiden wagenen en paarden, en vijftig mannen, lopende voor zijn aangezicht henen.

2 Ook maakte zich Absalom des morgens vroeg op, en stond aan de zijde van den weg der poort. En het geschiedde, dat Absalom allen man, die een geschil had, om tot den koning ten gerichte te komen, tot zich riep, en zeide: Uit welke stad zijt gij? Als hij dan zeide: Uw knecht is uit een der stammen Israels;

3 Zo zeide Absalom tot hem: Zie, uw zaken zijn goed en recht; maar gij hebt geen verhoorder van des konings wege.

4 Voorts zeide Absalom: Och, dat men mij ten rechter stelde in het land! Dat alle man tot mij kwame, die een geschil of rechtzaak heeft, dat ik hem recht sprake.

5 Het geschiedde ook, als iemand naderde, om zich voor hem te buigen, zo reikte hij zijn hand uit, en greep hem, en kuste hem.