2 Samuël 2:27

27 En Joab zeide: Zo waarachtig als God leeft, ten ware dat gij gesproken hadt, zekerlijk het volk zou al toen van den morgen af weggevoerd zijn geweest, een iegelijk van zijn broeder te vervolgen!

2 Samuël 2:27 Meaning and Commentary

2 Samuel 2:27

And Joab said, as God liveth
Which was the form of an oath, swearing by the living God:

unless thou hadst spoken;
that is, these words in ( 2 Samuel 2:14 ) ; "let the young men arise and play", that he had not given the challenge to fight:

surely then in the morning the people had gone up everyone from
following his brother;
they would have gone away and never fought at all; they were not desirous of shedding their blood, and following after them to slay them: thus he lays the blame upon Abner, and makes him to be the cause and beginner of the war. Some render the particle by "if", and give the sense, that if he had spoken what he last did sooner, the people would long before this time have desisted from pursuing them; for it was not from a thirst after their blood, and a desire to luke vengeance on them, that they pursued them, but to bring them to submission, and lay down their arms; for they could not in honour retreat until they desired it; but the former sense seems best, and is the general sense of the Jewish commentators.

2 Samuël 2:27 In-Context

25 En de kinderen van Benjamin verzamelden zich achter Abner, en werden tot een hoop; en zij stonden op de spits van een heuvel.

26 Toen riep Abner tot Joab, en zeide: Zal dan het zwaard eeuwiglijk verteren? Weet gij niet, dat het in het laatste bitterheid zal zijn? En hoe lang zult gij het volk niet zeggen, dat zij wederkeren van hun broederen te vervolgen?

27 En Joab zeide: Zo waarachtig als God leeft, ten ware dat gij gesproken hadt, zekerlijk het volk zou al toen van den morgen af weggevoerd zijn geweest, een iegelijk van zijn broeder te vervolgen!

28 Toen blies Joab met de bazuin; en al het volk stond stil, en zij jaagden Israel niet meer achterna, en voeren niet wijders voort te strijden.

29 Abner dan en zijn mannen gingen dienzelfden gansen nacht over het vlakke veld; en zij gingen over de Jordaan en wandelden het ganse Bithron door, en kwamen tot Mahanaim.