Daniël 2:8

8 De koning antwoordde en zeide: Ik weet vastelijk, dat gijlieden den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij ontgaan is.

Daniël 2:8 Meaning and Commentary

Daniel 2:8

The king answered and said, I know of certainty
I see plainly and clearly what you are at, and am fully assured you mean nothing, but that ye would gain the time:
or buy ^F6, or redeem time, as in ( Ephesians 5:16 ) , prolong time, put off the answer to longer time; spin out time, as people do in buying and selling; or have it in their possession and power when to answer; and so by gaining time, or being master of it, might hope something would turn up to their advantage, and extricate them out of their present difficulties: because ye see the thing is gone from me;
the dream he could not remember; or because the decree was certain which he had determined concerning them; (See Gill on Daniel 2:5).

---

FOOTNOTES:

F6 (Nynbz Nwtna ande yd) "quod tempus vos emitis", Pagninus, Munster; "ementes", Montanus; "vos tempus redimere", Junius & Tremellius, Piscator.

Daniël 2:8 In-Context

6 Maar indien gijlieden den droom en zijn uitlegging te kennen geeft, zo zult gij geschenken en gaven, en grote eer van mij ontvangen; daarom geeft mij den droom en zijn uitlegging te kennen.

7 Zij antwoordden ten tweeden male, en zeiden: De koning zegge zijn knechten den droom, dan zullen wij de uitlegging te kennen geven.

8 De koning antwoordde en zeide: Ik weet vastelijk, dat gijlieden den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij ontgaan is.

9 Indien gijlieden mij dien droom niet te kennen geeft, ulieder vonnis is enerlei; daarom hebt gij een leugenachtig en verdicht woord voor mij te zeggen bereid, totdat de tijd verandere; daarom zegt mij den droom, dan zal ik weten, dat gij mij deszelfs uitlegging zult te kennen geven.

10 De Chaldeen antwoordden voor den koning, en zeiden: Er is geen mens op den aardbodem, die des konings woord zou kunnen te kennen geven; daarom is er geen koning, grote of heerser, die zulk een zaak begeerd heeft van enigen tovenaar, of sterrekijker, of Chaldeer.