Daniël 9:16

16 O Heere! naar al Uw gerechtigheden, laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid afgekeerd worden van Uw stad Jeruzalem, Uw heiligen berg; want om onzer zonden wil en om onzer vaderen ongerechtigheden, zijn Jeruzalem en Uw volk tot versmaadheid bij allen, die rondom ons zijn.

Daniël 9:16 Meaning and Commentary

Daniel 9:16

O Lord, according to all thy righteousness
Or "righteousnesses" F9; which he had been used to exercise in the world, in all ages of it; either punishing wicked men according to their deserts, to which respect may be had here; since turning away wrath from his people would issue in turning it upon their enemies, which would be in righteous judgment or in fulfilling his promises; and so it signifies his faithfulness, of which there had been so many instances in times past, and gave encouragement to believe the performance of those not yet accomplished: or this may be understood of his goodness, and kindness, which is sometimes meant by his righteousness see ( Psalms 31:1 ) ( 143:1 ) and so the Septuagint and Arabic versions render it, "in all thy mercy"; and Jacchiades paraphrases the words thus,

``O Lord, according to all the multitude of thy righteousness, and of thy kindness, which thou dost in the world:''
I beseech thee, let thine anger and thy fury be turned away from thy
city Jerusalem;
the city of the great King, which he chose for his residence, in which the temple, was, and where he was worshipped; and the prophet earnestly entreats, that the marks of divine displeasure, which were upon it, might be removed; that the punishments or judgments inflicted, as the effects of the anger and wrath of God, might cease, and the city be rebuilt, and restored to its former glory: thy holy mountain;
the temple, devoted to the worship and service of God; or Mount Moriah, on which it stood: because for our sins, and for the iniquities of our fathers, Jerusalem
and thy people are become a reproach to all that are about us;
their neighbours, the Edomites, Moabites, Ammonites, Tyrians, and Philistines; who rejoiced at their destruction, and jeered at them and their religion, and scoffingly said, where were their temple of which they boasted, and their God in whom they trusted? the cause of all this is owned to be their own sins, and the sins of their ancestors, which they their posterity continued in; and therefore do not lay the fault wholly upon them, but take the blame to themselves.
FOOTNOTES:

F9 (Kytwqdu) "justitias tuas", Vatablus, Calvin, Gejerus, Cocceius, Michaelis.

Daniël 9:16 In-Context

14 Daarom heeft de HEERE over het kwade gewaakt, en Hij heeft het over ons gebracht; want de HEERE, onze God, is rechtvaardig in al Zijn werken, die Hij gedaan heeft, dewijl wij Zijner stem niet gehoorzaamden.
15 En nu, o Heere, onze God! Die Uw volk uit Egypteland gevoerd hebt, met een sterke hand, en hebt U een Naam gemaakt, gelijk hij is te dezen dage; wij hebben gezondigd, wij zijn goddeloos geweest.
16 O Heere! naar al Uw gerechtigheden, laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid afgekeerd worden van Uw stad Jeruzalem, Uw heiligen berg; want om onzer zonden wil en om onzer vaderen ongerechtigheden, zijn Jeruzalem en Uw volk tot versmaadheid bij allen, die rondom ons zijn.
17 En nu, o onze God! hoor naar het gebed Uws knechts, en naar zijn smekingen; en doe Uw aangezicht lichten over Uw heiligdom, dat verwoest is; om des HEEREN wil.
18 Neig Uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de stad, die naar Uw Naam genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.