Deuteronomium 12:20

20 Wanneer de HEERE, uw God, uw landpale zal verwijd hebben, gelijk als Hij tot u gesproken heeft, en gij zeggen zult: Ik zal vlees eten; dewijl uw ziel lust heeft vlees te eten, zo zult gij vlees eten, naar allen lust uwer ziel.

Deuteronomium 12:20 Meaning and Commentary

Deuteronomy 12:20

When the Lord thy God shall enlarge thy border, as he hath
promised thee
Brought them into the land of Canaan, where they should have large and good pastures for the feeding of their cattle, which they had not in the wilderness, and so a greater increase of them:

and thou shalt say, I will eat flesh;
which they were shorts of, or ate but little of in the wilderness, lest their herds and their flocks should be consumed; but now having room to feed them, and an increase of them, they would give themselves a greater liberty of eating flesh:

because thy soul longeth to eat flesh;
would have a craving appetite unto it, having so long ate none, or very little:

thou mayest eat flesh, whatsoever thy soul lusteth after;
of any sort that is clean, and allowed to be eaten, and as much of it as is craved, only intemperance must be guarded against.

Deuteronomium 12:20 In-Context

18 Maar gij zult dat eten voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en uw dienstmaagd, en de Leviet, die in uw poorten is; en gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, over alles, waaraan gij uw handen geslagen hebt.

19 Wacht u, dat gij den Leviet niet verlaat, al uw dagen in uw land.

20 Wanneer de HEERE, uw God, uw landpale zal verwijd hebben, gelijk als Hij tot u gesproken heeft, en gij zeggen zult: Ik zal vlees eten; dewijl uw ziel lust heeft vlees te eten, zo zult gij vlees eten, naar allen lust uwer ziel.

21 Zo de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, verre van u zal zijn, zo zult gij slachten van uw runderen en van uw schapen, die de HEERE u gegeven heeft, gelijk als ik u geboden heb; en gij zult eten in uw poorten, naar allen lust uwer ziel.

22 Doch gelijk als een ree en een hert gegeten wordt, alzo zult gij dat eten; de onreine en de reine zullen het te zamen eten.