Deuteronomium 17:17

17 Ook zal hij voor zich de vrouwen niet vermenigvuldigen, opdat zijn hart niet afwijke; hij zal ook voor zich geen zilver en goud zeer vermenigvuldigen.

Deuteronomium 17:17 Meaning and Commentary

Deuteronomy 17:17

Neither shall he multiply wives to himself, that his heart
turn not away
From attending to the duty of his office, the care and government of his people, and from serious religion; and particularly from the worship of the true God, as the heart of Solomon was turned away from it by his numerous idolatrous wives, ( 1 Kings 11:3 1 Kings 11:4 ) , it is a common notion of the Jews that a king might have eighteen wives, and no more ^F11: neither shall he greatly multiply to himself silver and gold; he might increase his wealth, but not greatly, lest his heart should be lifted up with pride by it, and lest his subjects should be oppressed and burdened with taxes for that purpose; or he, being possessed of so much, should make use of it to enslave them, and especially should be so elated with it as to deny God, and despise his providence, and disobey his laws; see ( Proverbs 30:9 ) . The Jews generally say {l}, that he ought not to multiply more than what will pay the stipends or wages of his servants, and only for the treasury of the house of the Lord, and for the necessity of the congregation (or commonwealth), and for their wars; but not for himself, and his own treasury.

---

FOOTNOTES:

F11 Maimon. Issure Biah, c. 1. sect. 2. Misn. ut supra. (Sanhedrin, c. 10. sect. 4.). T. Bab. Sanhedrin, fol. 21. 1. Targum Jon. & Jarchi in loc.
F12 Maimon. ib. sect. 4. Misn. ut supra. (^F11)

Deuteronomium 17:17 In-Context

15 Zo zult gij ganselijk tot koning over u stellen, dien de HEERE, uw God, verkiezen zal; uit het midden uwer broederen zult gij een koning over u stellen; gij zult niet vermogen over u te zetten een vreemden man, die uw broeder niet zij.

16 Maar hij zal voor zich de paarden niet vermenigvuldigen, en het volk niet doen wederkeren naar Egypte, om paarden te vermenigvuldigen; terwijl de HEERE ulieden gezegd heeft: Gij zult voortaan niet wederkeren door dezen weg.

17 Ook zal hij voor zich de vrouwen niet vermenigvuldigen, opdat zijn hart niet afwijke; hij zal ook voor zich geen zilver en goud zeer vermenigvuldigen.

18 Voorts zal het geschieden, als hij op den stoel zijns koninkrijks zal zitten, zo zal hij zich een dubbel van deze wet afschrijven in een boek, uit hetgeen voor het aangezicht der Levietische priesteren is;

19 En het zal bij hem zijn, en hij zal daarin lezen al de dagen zijns levens; opdat hij den HEERE, zijn God, lere vrezen, om te bewaren al de woorden dezer wet en deze inzettingen, om die te doen;