Deuteronomium 2:7

7 Want de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen door deze zo grote woestijn; deze veertig jaren is de HEERE, uw God, met u geweest; geen ding heeft u ontbroken.

Deuteronomium 2:7 Meaning and Commentary

Deuteronomy 2:7

For the Lord thy God hath blessed thee in all the works of
thine hands
Had increased their cattle and substance, even though in a wilderness:

he knoweth thy walking through this great wilderness;
every step they took, and he owned them and prospered them in all things in which they were concerned:

these forty years the Lord thy God hath been with thee:
not only to protect and defend them, but to provide all things necessary for them. This number of years was not fully completed, but the round number is given instead of the broken one:

thou hast lacked nothing:
and since they had wherewith to pay for their food and drink, they are directed to do it, and not take anything from the Edomites in an unjust way; nor make themselves look poor when they were rich, as Jarchi says.

Deuteronomium 2:7 In-Context

5 Mengt u niet met hen; want Ik zal u van hun land niet geven, ook niet tot de betreding van een voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seir ter erfenis gegeven.

6 Spijze zult gij voor geld van hen kopen, dat gij etet; en ook zult gij water voor geld van hen kopen, dat gij drinket.

7 Want de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen door deze zo grote woestijn; deze veertig jaren is de HEERE, uw God, met u geweest; geen ding heeft u ontbroken.

8 Als wij nu doorgetrokken waren van onze broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir woonden, van den weg des vlakken velds, van Elath, en van Ezeon-Geber, zo keerden wij ons, en doortogen den weg der woestijn van Moab.

9 Toen sprak de HEERE tot mij: Beangstig Moab niet, en meng u niet met hen in den strijd; want Ik zal u geen erfenis van hun land geven, dewijl Ik aan Lots kinderen Ar ter erfenis gegeven heb.