Deuteronomium 28:29

29 Dat gij op den middag zult omtasten, gelijk als een blinde omtast in het donkere, en uw wegen niet zult voorspoedig maken; maar gij zult alleenlijk verdrukt en beroofd zijn alle dagen, en er zal geen verlosser zijn.

Deuteronomium 28:29 Meaning and Commentary

Deuteronomy 28:29

And thou shalt grope at noon day as the blind gropeth in
darkness
That is, being in darkness through the loss of their sight; otherwise the darkness and the light are alike to them, and they grope in the one as well as in the other. This comparison shows that the darkness and blindness of the Jews, threatened them, is to be understood not of the darkness of their bodily eyes, but of their minds; not being able to understand, or form a judgment of things that are as clear as noon day; and being at the utmost loss what methods to take and pursue, when they are plain and manifest before them; but being infatuated and besotted, follow the lusts and counsels of their own hearts, which lead them wrong:

and thou shall not prosper in thy ways;
in any steps they may take to extricate themselves out of their difficulties, distresses, and calamities, or to bring themselves into easy and comfortable circumstances; to get wealth and riches, and honour and esteem with men; but, on the contrary, become forlorn and miserable, poor and wretched, mean and despicable:

and thou shalt be only oppressed and spoiled evermore;
continually, every day, all the days of their lives, oppressed with taxes and tributes, with mulcts and fines, and spoiled of their goods and substance under one pretence or another; which has been generally their case in Popish countries; for this seems not to refer to the Babylonish captivity, where they built houses, and dwelt in them, and planted gardens, and ate the fruit of them; and in the peace of cities had peace themselves, ( Jeremiah 29:5-7 ) ;

and no man shall save [thee];
from the oppressions, exactions, and spoils of their enemies, nor deliver them out of their hands; whereas in process of time they had deliverance and salvation from the Babylonish captivity, by the means of Cyrus king of Persia.

Deuteronomium 28:29 In-Context

27 De HEERE zal u slaan met zweren van Egypte, en met spenen, en met droge schurft, en met krauwsel, waarvan gij niet zult kunnen genezen worden.

28 De HEERE zal u slaan met onzinnigheid, en met blindheid, en met verbaasdheid des harten;

29 Dat gij op den middag zult omtasten, gelijk als een blinde omtast in het donkere, en uw wegen niet zult voorspoedig maken; maar gij zult alleenlijk verdrukt en beroofd zijn alle dagen, en er zal geen verlosser zijn.

30 Gij zult een vrouw ondertrouwen, maar een ander zal haar beslapen; een huis zult gij bouwen, maar daarin niet wonen; een wijngaard zult gij planten, maar dien niet gemeen maken.

31 Uw os zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten; uw ezel zal van voor uw aangezicht geroofd worden, en tot u niet wederkeren; uw klein vee zal aan uw vijanden gegeven worden, en voor u zal geen verlosser zijn.