Deuteronomium 32:22

22 Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten.

Deuteronomium 32:22 Meaning and Commentary

Deuteronomy 32:22

For a fire is kindled in mine anger
Here begins the account of temporal and corporeal judgments inflicted on the Jews for their disbelief and rejection of the Messiah, their contempt of his Gospel, and ill treatment of his followers; and this here respects the destruction of the land of Judea in general, and the burning of the city and temple of Jerusalem in particular, as the effect of the wrath and anger of God like fire kindled against them:

and shall burn unto the lowest hell;
which denotes an entire destruction, like that of the burning of Sodom and Gomorrah with fire and brimstone from heaven; which issued in a sulphurous lake, and which sulphureous matter sunk to the bottom of the Dead Sea; and to that destruction is this of the land of Judea compared, ( Deuteronomy 29:23 ) ;

and shall consume the earth with her increase:
the land of Judea, with the cities and towns in it, and buildings on it, and the fruits of the earth; which were either gathered into their barns and storehouses, or were growing in their fields, and vineyards, and oliveyards; all were destroyed and consumed at or before the destruction of Jerusalem, or quickly after it:

and set on fire the foundations of the mountains;
the city of Jerusalem, as Jarchi himself interprets it, whose foundations were by the mountains, according to ( Psalms 125:2 ) ; and the temple of Jerusalem particularly was built on Mount Moriah, and that as well as the city was utterly consumed by fire: and it is remarkable that when Julian the apostate attempted to rebuild it, as is related even by an Heathen historian ^F1, that flames of fire burst out from the foundations, and burnt the workmen; so that he was obliged to desist from his rash undertaking.

---

FOOTNOTES:

F1 Ammian. Marcellin. l. 23. in initio.

Deuteronomium 32:22 In-Context

20 En Hij zeide: Ik zal Mijn aangezicht van hen verbergen; Ik zal zien, welk hunlieder einde zal wezen; want zij zijn een gans verkeerd geslacht, kinderen, in welke geen trouw is.

21 Zij hebben Mij tot ijver verwekt door hetgeen geen God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun ijdelheden; Ik dan zal hen tot ijver verwekken door diegenen, die geen volk zijn; door een dwaas volk zal Ik hen tot toorn verwekken.

22 Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten.

23 Ik zal kwaden over hen hopen; Mijn pijlen zal Ik op hen verschieten.

24 Uitgeteerd zullen zij zijn van honger, opgegeten van den karbonkel en bitter verderf; en Ik zal de tanden der beesten onder hen schikken, met vurig venijn van slangen des stofs.