Deuteronomium 32:31

31 Want hun rotssteen is niet gelijk onze Rotssteen, zelfs onze vijanden rechters zijnde.

Deuteronomium 32:31 Meaning and Commentary

Deuteronomy 32:31

For their rock [is] not as our rock
That is, the gods of the Heathens, the rock in which they trusted, are not like the God of Israel, the rock of salvation, in which all true believers, whether Jews or Gentiles, place their confidence; and indeed let that be what it will, that is short of Christ the rock, men lay the stress of their salvation on, it is no rock, but sand, and will stand them in no stead; see ( Matthew 7:24-27 ) ;

even our enemies themselves [being] judges;
as has been confessed of the God of Israel by the Heathens; see ( Exodus 14:25 ) ( Numbers 23:8 ) ( 1 Samuel 4:8 ) ; and was by Titus with respect to the destruction of Jerusalem; (See Gill on Deuteronomy 32:27); and by the Roman emperors when conquered by the Christians, who asked pardon of the God of the Christians, and owned that the God of Constantine was the true God; (See Gill on Revelation 6:16).

Deuteronomium 32:31 In-Context

29 O, dat zij wijs waren; zij zouden dit vernemen, zij zouden op hun einde merken.

30 Hoe zoude een enige duizend jagen, en twee tien duizend doen vluchten, ten ware, dat hunlieder Rotssteen hen verkocht, en de HEERE hen overgeleverd had?

31 Want hun rotssteen is niet gelijk onze Rotssteen, zelfs onze vijanden rechters zijnde.

32 Want hun wijnstok is uit den wijnstok van Sodom, en uit de velden van Gomorra; hun wijndruiven zijn vergiftige wijndruiven; zij hebben bittere bezien.

33 Hun wijn is vurig drakenvenijn, en een wreed adderenvergift.