Exodus 10:10

10 Toen zeide hij tot hen: De HEERE zij alzo met ulieden, gelijk ik u en uw kleine kinderen zal trekken laten: ziet toe, want er is kwaad voor ulieder aangezicht!

Exodus 10:10 Meaning and Commentary

Exodus 10:10

And he said unto them, let the Lord be so with you, as I will
let you go, and your little ones
Either as mocking them, let the Lord you talk of be with you if he will, and let him deliver you if he can, as I shall let you go with your children, which I never will; or as wishing them ill, that the Lord their God may be with them, as he should dismiss them on their proposal, that is, not at all; he wishes they might never have the presence of the Lord, or receive any from him, till he should dismiss them, which he was determined never to do in the manner they desired; and therefore the sum of his wish or imprecation is, that they might never enjoy any benefits from the Lord; the first sense seems to be best:

look to it, for evil is before you;
which is either a charge of sin upon them, that they had an evil design upon him, and intended to raise a mutiny, make an insurrection, and form a rebellion against him; or a threatening to inflict the evil of punishment upon them, if they would not comply with his terms; and it is as if he should say, be it at your peril if you offer to go away in any other manner than it is my pleasure.

Exodus 10:10 In-Context

8 Toen werden Mozes en Aaron weder tot Farao gebracht, en hij zeide tot hen: Gaat henen, dient den HEERE, uw God! wie en wie zijn zij, die gaan zullen?

9 En Mozes zeide: Wij zullen gaan met onze jonge en met onze oude lieden; met onze zonen en met onze dochteren, met onze schapen en met onze runderen zullen wij gaan; want wij hebben een feest des HEEREN.

10 Toen zeide hij tot hen: De HEERE zij alzo met ulieden, gelijk ik u en uw kleine kinderen zal trekken laten: ziet toe, want er is kwaad voor ulieder aangezicht!

11 Niet alzo gij, mannen, gaat nu heen, en dient den HEERE; want dat hebt gijlieden verzocht! En men dreef hen uit van Farao's aangezicht.

12 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit over Egypteland, om de sprinkhanen, dat zij opkomen over Egypteland, en al het kruid des lands opeten, al wat de hagel heeft over gelaten.