Exodus 12:31

31 Toen riep hij Mozes en Aaron in den nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van mijn volk, zo gijlieden als de kinderen van Israel; en gaat heen, dient den HEERE, gelijk gijlieden gesproken hebt.

Exodus 12:31 Meaning and Commentary

Exodus 12:31

And he called for Moses and Aaron by night
Not that Pharaoh went in person, but he sent his servants to call them; for they never saw his face more after he had drove them from his presence; but now was fulfilled what Moses told him, that his servants should come to him in a very suppliant manner, and entreat him and his people to get away in all haste, ( Exodus 10:28 Exodus 10:29 ) ( 11:8 ) . Where Moses and Aaron now were is not certain, probably in the city, or suburbs of it, where Pharaoh's palace was, for it is not likely that they were gone to Goshen:

and said, rise up;
from their beds in which they now were, being midnight:

and get ye forth from among my people, both ye and the children of
Israel;
even all of them, without any exception of women or children as before; and without limiting them to place or time, where they should go, and how long they should stay, and without obliging them to promise to return:

and go, serve the Lord, as ye have said;
as they had entreated they might, and as they had demanded in the name of the Lord that they should; to which now he gave his consent, though he afterwards repented of it.

Exodus 12:31 In-Context

29 En het geschiedde ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op den eerstgeborene van de gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle eerstgeborenen der beesten.

30 En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de Egyptenaars; en er was een groot geschrei in Egypte; want er was geen huis, waarin niet een dode was.

31 Toen riep hij Mozes en Aaron in den nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van mijn volk, zo gijlieden als de kinderen van Israel; en gaat heen, dient den HEERE, gelijk gijlieden gesproken hebt.

32 Neemt ook met u uw schapen en uw runderen, zoals gijlieden gesproken hebt, en gaat heen, en zegent mij ook.

33 En de Egyptenaars hielden sterk aan bij het volk, haastende, om die uit het land te drijven; want zij zeiden: Wij zijn allen dood!