Exodus 29:36

36 Gij zult ook des daags een var des zondoffers bereiden, tot de verzoeningen, en gij zult het altaar ontzondigen, mits doende de verzoening over hetzelve; en gij zult het zalven, om het te heiligen.

Exodus 29:36 Meaning and Commentary

Exodus 29:36

And thou shall offer every day a bullock for a sin offering
for atonement
That is, every day of the seven days of consecration; denoting the full and complete atonement for sin by the sacrifice of Christ, which these sacrifices could not really obtain, and were therefore frequently repeated, in this case seven times; figuratively by that number pointing to the full expiation of sin by the atoning Saviour, who was made not only an offering for sin, but sin itself by imputation, for his people:

and thou shalt cleanse the altar when thou hast made atonement for it;
which though not capable of sin, or of any moral guilt, yet, inasmuch as it was to be of sacred use, and to have sin offerings laid upon it, expiation and cleansing, in a ceremonial way, were to be made for it, to purge it from the uncleanness of the children of Israel, ( Leviticus 16:18 Leviticus 16:19 ) . This altar was typical of Christ, who is that altar believers in him have a right to partake of; and though he had no sin of his own, no guilt of that kind to expiate, nor pollution to be cleansed from, yet as he had the guilt of his people transferred to him, and was clothed with their filthy garments, and had their uncleannesses on him; by the sacrifice of himself he purged away sin from himself and them, and was justified and cleared of all, and they in him:

and thou shalt anoint it, to sanctify it;
anoint it, as it afterwards was, with the holy anointing oil, whereby it was sanctified, or set apart for holy uses; in which it was a figure of Christ anointed with the oil of gladness, the Holy Spirit, above his fellows; and was sanctified and set apart for his priestly office, in which he was both altar, sacrifice, and priest.

Exodus 29:36 In-Context

34 En indien er wat overblijven zal van het vlees der vulofferen, of van dit brood, tot aan den morgen, zo zult gij het overgeblevene met vuur verbranden; het zal niet gegeten worden, want het is heilig.
35 Gij zult dan aan Aaron en aan zijn zonen alzo doen, naar alles, wat Ik u geboden heb; zeven dagen zult gij hun hand vullen.
36 Gij zult ook des daags een var des zondoffers bereiden, tot de verzoeningen, en gij zult het altaar ontzondigen, mits doende de verzoening over hetzelve; en gij zult het zalven, om het te heiligen.
37 Zeven dagen zult gij verzoening doen voor het altaar, en zult het heiligen; alsdan zal dat altaar een heiligheid der heiligheden zijn; al wat het altaar aanroert, zal heilig zijn.
38 Dit nu is het, wat gij op het altaar bereiden zult: twee lammeren, die eenjarig zijn, des daags, geduriglijk.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.