Exodus 8:24

24 En de HEERE deed alzo; en er kwam een zware vermenging van ongedierte in het huis van Farao, en in de huizen van zijn knechten, en over het ganse Egypteland; het land werd verdorven van deze vermenging.

Exodus 8:24 Meaning and Commentary

Exodus 8:24

And the Lord did so
And this he did immediately of himself without any means; not by the rod of Aaron, to let the Egyptians see that there was nothing in that rod, that it had no magic virtue in it, and what was done by it was from the Lord himself, who could as well inflict plagues without it as with it; see ( Psalms 105:31 ) and there came a grievous swarm of flies; or a "heavy" ^F17 one, which was both very numerous, and very troublesome and distressing:

into the house of Pharaoh, and into the houses of his servants, and
into all the land of Egypt:
into the palace of Pharaoh, and into the palaces of his nobles, ministers, and courtiers, and into the dwelling places of all his subjects, throughout the whole land, excepting the land of Goshen:

the land was corrupted by reason of the swarm of flies;
Josephus

---

FOOTNOTES:

F18 says, the land lay neglected and uncultivated by the husbandmen; it may be, the air was infected by the flies, which produced a pestilence that took off many of the inhabitants; so among the Eleans, as Pliny ^F19 reports, a multitude of flies produced a pestilence; however, it is certain many of the inhabitants of Egypt perished by them; they might sting them to death, suck their blood, and poison them with their envenomed stings; see ( Psalms 78:45 ) .

F17 (dbk) "gravis", Montanus, "gravissime", V. L.
F18 Ut supra. (Antiqu. l. 2. c. 14. sect. 3.)
F19 Nat. Hist. l. 10. c. 28.

Exodus 8:24 In-Context

22 En Ik zal te dien dage het land Gosen, waarin Mijn volk woont, afzonderen, dat daar geen vermenging van ongedierte zij, opdat gij weet, dat Ik, de HEERE, in het midden dezes lands ben.

23 En Ik zal een verlossing zetten tussen Mijn volk en tussen uw volk; tegen morgen zal dit teken geschieden!

24 En de HEERE deed alzo; en er kwam een zware vermenging van ongedierte in het huis van Farao, en in de huizen van zijn knechten, en over het ganse Egypteland; het land werd verdorven van deze vermenging.

25 Toen riep Farao Mozes en Aaron, en zeide: Gaat heen, en offert uwen God in dit land.

26 Mozes dan zeide: Het is niet recht, dat men alzo doe; want wij zouden der Egyptenaren gruwel den HEERE, onzen God, mogen offeren; zie, indien wij der Egyptenaren gruwel voor hun ogen offerden, zouden zij ons niet stenigen?