Exodus 9:33

33 Zo ging Mozes van Farao ter stad uit, en breidde zijn handen tot den HEERE; de donder en de hagel hielden op, en de regen werd niet meer uitgegoten op de aarde.

Exodus 9:33 Meaning and Commentary

Exodus 9:33

And Moses went out of the city from Pharaoh
Into the field, where, being retired from company, he could freely, and without being disturbed, pray unto God:

and spread abroad his hands unto the Lord;
denoting the spreading of cases before God, and expectation, hope, and readiness to receive favours from him:

and the thunder and hail ceased;
immediately upon the entreaty of Moses; see the power and prevalence of prayer: a like instance we have in Elijah, ( James 5:17 James 5:18 ) and the rain was not poured upon the earth; so that there was rain as well as hail, which was restrained and entirely ceased.

Exodus 9:33 In-Context

31 Het vlas nu, en de gerst werd geslagen; want de gerst was in de aar, en het vlas was in den halm.
32 Maar de tarwe en de spelt werden niet geslagen; want zij waren bedekt.
33 Zo ging Mozes van Farao ter stad uit, en breidde zijn handen tot den HEERE; de donder en de hagel hielden op, en de regen werd niet meer uitgegoten op de aarde.
34 Toen Farao zag, dat de regen en hagel, en de donder ophielden, zo verzondigde hij zich verder, en hij verzwaarde zijn hart, hij en zijn knechten.
35 Alzo werd Farao's hart verstokt, dat hij de kinderen Israels niet trekken liet, gelijk als de HEERE gesproken had door Mozes.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.