Ezechiël 16:50

50 En zij verhieven zich, en deden gruwelijkheid voor Mijn aangezicht; daarom deed Ik ze weg, nadat Ik het gezien had.

Ezechiël 16:50 Meaning and Commentary

Ezekiel 16:50

And they were haughty
Sodom and her daughters, the inhabitants of that place, and the cities adjacent; they lifted up themselves above God and man; they were above regarding the poor and needy; and were elated and swelled with their plenty and prosperity, and behaved very insolently, both to fellow citizens and strangers; see ( Genesis 19:4 Genesis 19:5 Genesis 19:9 ) ; and committed abomination before me;
perhaps referring to that sin, which has its name from them; a sin abominable to God, and scandalous to human nature; and which they committed openly and publicly, neither fearing God, nor regarding men; and are said to be sinners before the Lord, ( Genesis 13:13 ) ; therefore I took them away as I saw [good];
both as to time and manner, as he in his sovereignty thought most fit and proper, by raining fire and brimstone on them, and setting them forth as an example of the vengeance of eternal fire: or, "when I saw" ^F3; their sin and wickedness, as soon as he saw it; see ( Genesis 18:20 Genesis 18:21 ) . The Vulgate Latin and Arabic versions render it, "as thou sawest", or "hast seen"; appealing to the Jews themselves, who were very well acquainted with the fact; for the destruction of Sodom was notorious and flagrant.

---

FOOTNOTES:

F3 (ytyar rvak) "cum vidi", Cocceius; so some in Vatablus; "postea quam", Tigurine version, Piscator, Starckius.

Ezechiël 16:50 In-Context

48 Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, indien Sodom, uw zuster, zij met haar dochteren, gedaan heeft, gelijk gij gedaan hebt en uw dochteren!

49 Ziet, dit was de ongerechtigheid uwer zuster Sodom; hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had zij en haar dochteren; maar zij sterkte de hand des armen en nooddruftigen niet.

50 En zij verhieven zich, en deden gruwelijkheid voor Mijn aangezicht; daarom deed Ik ze weg, nadat Ik het gezien had.

51 Samaria ook heeft naar de helft uwer zonden niet gezondigd; en gij hebt uw gruwelen meer dan zij vermenigvuldigd, en hebt uw zusters gerechtvaardigd door al uw gruwelen, die gij gedaan hebt.

52 Draag gij dan ook uw schande, gij, die voor uw zusteren geoordeeld hebt door uw zonden, die gij gruwelijker gemaakt hebt dan zij; zij zijn rechtvaardiger dan gij; wees gij dan ook beschaamd, en draag uw schande, omdat gij uw zusters gerechtvaardigd hebt.