Ezechiël 16:7

7 Ik heb u tot tien duizend, als het gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot grote sierlijkheid; uw borsten zijn vast geworden, en uw haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot.

Ezechiël 16:7 Meaning and Commentary

Ezekiel 16:7

I have caused thee to multiply as the bud of the field
Or, "made thee millions" F13; like the spires of grass in the field. This refers to the multiplication of the children of Israel in Egypt, especially after the death of Joseph, and even while they were sorely afflicted, and likewise in later times. Jacob went down to Egypt with seventy five persons only, but when his posterity returned from thence, they were above six hundred thousand that were able to go forth to war, ( Genesis 46:27 ) ( Numbers 1:46 ) ; see ( Exodus 1:7 Exodus 1:12 ) ; and thou hast increased and waxed great;
and became large families, kindreds, and tribes, as the Targum interprets it; as a child grows up, and becomes adult: and thou art come to excellent ornaments;
or, "ornament of ornaments" {n}; as a young woman, when she is grown up, comes to wear better and finer clothes than in infancy; perhaps there is an allusion to the jewels the Israelites brought out of Egypt with them: this may be applied to the laws, statutes, and ordinances given them, which were an "ornament of grace" unto them, ( Proverbs 1:9 ) ; [thy] breasts are fashioned;
swelled and stood out; were come to a proper size and shape, as in persons grown and marriageable; see ( Song of Solomon 8:10 ) ; and thine hair is grown;
an euphemism, expressive of puberty, which in females was at twelve years of age: whereas thou [wast] naked and bare;
in a state of infancy. Jarchi and Kimchi interpret this of the Israelites being without the commandments. The whole of what is here said, may be applied to quickened and converted persons, who grow in grace, and increase in spiritual knowledge; and are adorned with the ornaments of grace and good works; and attend to the word and ordinances, which are the church's breasts; who, while in their nature state, were naked and destitute of righteousness and grace.


FOOTNOTES:

F13 (hbbr) "millia dedi", Pagninus, Montanus; "in multa millia", Tigurine version; "in myriadem te auxi", Piscator; so Ben Melech.
F14 (Myyde yde) "ornamenta ornamentorum", Pagninus, Montanus; "in ornamentum ornamentorum", Calvin; "pulchritudinem pulchritudiuum", Starckius; so Ben Melech; "elegantiam elegantiarum", Cocceius.

Ezechiël 16:7 In-Context

5 Geen oog had medelijden over u, om u een van deze dingen te doen, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de walgelijkheid van uw ziel, ten dage, toen gij geboren waart.
6 Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef!
7 Ik heb u tot tien duizend, als het gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot grote sierlijkheid; uw borsten zijn vast geworden, en uw haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot.
8 Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik Mijn vleugel over u uit, en dekte uw naaktheid; ja, Ik zwoer u, en kwam met u in een verbond, spreekt de Heere HEERE en gij werdt de Mijne.
9 Daarna wies Ik u met water, en Ik spoelde uw bloed van u af, en zalfde u met olie.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.