Ezechiël 22:25

25 De verbintenis harer profeten is in het midden van haar als een brullende leeuw, die een roof rooft; zij eten de zielen op, den schat en het kostelijke nemen zij weg; haar weduwen vermenigvuldigen zij in het midden van haar.

Ezechiël 22:25 Meaning and Commentary

Ezekiel 22:25

There is a conspiracy of her prophets in the midst thereof,
&c.] Not of the prophets of the Lord, but of her prophets; such as were agreeable to her, the false prophets. The Targum renders it,

``a company of scribes;''

the interpreters of the law; these entered into a confederacy together against the true prophets, and agreed to prophesy the same things, to flatter the people with peace and prosperity, when sudden destruction was at hand: like a roaring lion ravening the prey;
that roars when hungry, and while it is tearing the prey in pieces; so these false prophets thundered out their menaces against the true prophets, and those that adhered to them; clamouring against them as enemies to the state; and threatening them with accusations to it; and carrying on a judicial process against them: they have devoured souls;
persecuted men to death, that would not give credit to their prophecies; and destroyed the souls of those that did, with their false doctrines and prophecies: they have taken the treasure and precious things;
of those they destroyed; or of others, for prophesying smooth things to them; filthy lucre being the principal thing they had in view: they have made her many widows in the midst thereof;
by persecuting their husbands to death for not believing their prophecies; or by persuading to hold out the siege, under a notion of deliverance; whereby the lives of many were lost by the sword, famine, and pestilence, to whose death they might be said to be accessary.

Ezechiël 22:25 In-Context

23 Voorts geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:

24 Mensenkind, zeg tot haar; Gij zijt een land, dat niet gereinigd is, dat zijn plasregen niet heeft gehad ten dage der gramschap.

25 De verbintenis harer profeten is in het midden van haar als een brullende leeuw, die een roof rooft; zij eten de zielen op, den schat en het kostelijke nemen zij weg; haar weduwen vermenigvuldigen zij in het midden van haar.

26 Haar priesters doen Mijn wet geweld aan, en zij ontheiligen Mijn heilige dingen; tussen het heilige en het onheilige maken zij geen onderscheid, en het verschil tussen het onreine en reine geven zij niet te kennen; daartoe verbergen zij hun ogen van Mijn sabbatten; ja, Ik word in het midden van hen ontheiligd.

27 Haar vorsten zijn in het midden van haar als wolven, die een roof roven, om bloed te vergieten, en om zielen te verderven; opdat zij gierigheid zouden plegen.