Ezechiël 36:18

18 Daarom goot Ik Mijn grimmigheid over hen uit, om des bloeds wil, dat zij in het land vergoten hadden, en om hun drekgoden, waarmede zij dat verontreinigd hadden.

Ezechiël 36:18 Meaning and Commentary

Ezekiel 36:18

Wherefore I poured my fury on them
Like a mighty flood that carries all before it, in just retaliation for the blood they had shed upon the land;
the innocent blood, as the Targum; the blood of righteous men, that opposed and reproved them for their sinful ways; the blood of the prophets, that were sent to warn them of them; and especially the blood of the Son of God; for this prophecy reaches further than to the times of the Babylonish captivity: and for their idols wherewith they had polluted it;
or, "for their dung" ^F13; their dunghill gods; not only for their idols, and their idolatry, before the Babylonish captivity, which they after that were free from; but for the traditions of their elders, they set up against and above the word of God; and their own legal righteousness, their idols, the works of their hands, which wore as dung; and through their attachment to which they rejected Christ and his righteousness; and which brought wrath upon them, and them into their present captivity.

---

FOOTNOTES:

F13 (Mhylwlgb) "stercoreis diis suis", Junius & Tremellius, Polanus; "stercoribus suis", Cocceius, Starckius.

Ezechiël 36:18 In-Context

16 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:

17 Mensenkind! het huis Israels, als zij in hun land woonden, toen verontreinigden zij datzelve met hun weg en met hun handelingen; hun weg was voor Mijn aangezicht als de onreinigheid ener afgezonderde vrouw.

18 Daarom goot Ik Mijn grimmigheid over hen uit, om des bloeds wil, dat zij in het land vergoten hadden, en om hun drekgoden, waarmede zij dat verontreinigd hadden.

19 En Ik verstrooide hen onder de heidenen, en zij werden verspreid in de landen; Ik oordeelde ze naar hun weg en naar hun handelingen.

20 Als zij nu tot de heidenen kwamen, waarhenen zij getogen waren, ontheiligden zij Mijn heiligen Naam, omdat men van hen zeide: Dezen zijn het volk des HEEREN, en zijn uit Zijn land uitgegaan.