Ezechiël 38:21

21 Want Ik zal het zwaard over hem roepen op al Mijn bergen, spreekt de Heere HEERE; het zwaard van een ieder zal tegen zijn broeder zijn.

Ezechiël 38:21 Meaning and Commentary

Ezekiel 38:21

And I will call for a sword against him
That is, against Gog; or, as I would choose to render the words, "for I will call for a sword", so the particle is rendered, ( Ezekiel 38:19 ) and which Noldius ^F21 agrees to; and this gives a reason why there should be such a commotion in the land of Israel; because the Lord, who has the swords of princes at his command, will call for the Christian kings to come to the assistance of the Jews, and fight against the Turk: who will pursue him throughout all my mountains, saith the Lord God;
throughout the land of Israel, which is mountainous; and is called the Lord's, because he hath chosen it for his people, given it to them, and now dwelt among them; and in all parts of it where the enemy is, the sword of the Jews, and of those princes that should come in to their assistance at the call of God, shall be sent against them, and cut them off: and not only so, but every man's sword shall be against his brother;
as the swords of the Midianites were, ( Judges 7:22 ) , and of the enemies of Jehoshaphat, ( 2 Chronicles 20:22 2 Chronicles 20:23 ) . The Turkish army will consist of a mixed people of many nations, who will quarrel among themselves, and destroy one another.

---

FOOTNOTES:

F21 Concordant. Ebr. Partic. p. 285, 286.

Ezechiël 38:21 In-Context

19 Want Ik heb gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner verbolgenheid: Zo er niet, te dien dage, een groot beven zal zijn in het land Israels!

20 Zodat van Mijn aangezicht beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels, en het gedierte des velds, en al het kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt, en alle mensen, die op den aardbodem zijn; en de bergen zullen nedergeworpen worden, en de steile plaatsen zullen nedervallen, en alle muren zullen ter aarde nedervallen.

21 Want Ik zal het zwaard over hem roepen op al Mijn bergen, spreekt de Heere HEERE; het zwaard van een ieder zal tegen zijn broeder zijn.

22 En Ik zal met hem rechten, door pestilentie en door bloed; en Ik zal een overstelpenden plasregen, en grote hagelstenen, vuur en zwavel regenen op hem, en op zijn benden, en op de vele volken, die met hem zullen zijn.

23 Alzo zal Ik Mij groot maken, en Mij heiligen, en bekend worden voor de ogen van vele heidenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.