Ezechiël 43:5

5 En de Geest nam mij op, en bracht mij in het binnenste voorhof; en ziet, de heerlijkheid des HEEREN had het huis vervuld.

Ezechiël 43:5 Meaning and Commentary

Ezekiel 43:5

So the Spirit took me up, and brought me into the inner court,
&c.] The prophet was fallen down on his face, upon the sight of the glory of the Lord, and there he lay, until a wind came, as the word signifies; or the Holy Spirit, which is compared to the wind, for its invisible and irresistible power, came and took him up: humble souls are regarded by the Lord; he raises them up, and exalts them, and brings them into nearer and more intimate communion with God; and gives them clearer views still of the glories of Christ's person, grace, and love: and it is the Spirit of God only that does this, and that to priests only, such an one as Ezekiel was; for none but priests went into the inner court: and, behold, the glory of the Lord filled the house;
the body of it; both the holy and the most holy place, with all its courts and apartments; so the glory of the Lord filled the tabernacle when that was set up in the temple of Solomon, when it was built; and the glory of the Lord will fill the church of God, yea, the whole earth, in the latter day, ( Isaiah 6:3 ) , of this Christ's personal appearance in the second temple, which gave it a greater glory than the former, was an emblem and pledge, ( Haggai 2:7 Haggai 2:9 ) , here, it may be observed, no mention is made of a cloud, as at the setting up of the tabernacle, and dedication of the temple; denoting the clear light of the Gospel in those times, and how the glory of the Lord will be seen with open face by all the saints.

Ezechiël 43:5 In-Context

3 En alzo was de gedaante van het gezicht, dat ik zag, gelijk het gezicht, dat ik gezien had, toen ik kwam, om de stad te verderven; en het waren gezichten, als het gezicht, dat ik gezien had aan de rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht.

4 En de heerlijkheid des HEEREN kwam in het huis, door den weg der poort, die den weg naar het oosten zag.

5 En de Geest nam mij op, en bracht mij in het binnenste voorhof; en ziet, de heerlijkheid des HEEREN had het huis vervuld.

6 En ik hoorde Een, Die met mij sprak, uit het huis; en de man was bij mij staande.

7 En Hij zeide tot mij: Mensenkind! dit is de plaats Mijns troons, en de plaats der zolen Mijner voeten, alwaar Ik wonen zal in het midden der kinderen Israels, in eeuwigheid; en die van het huis Israels zullen Mijn heiligen Naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen hunner koningen, op hun hoogten;