Genesis 14:15

15 En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten, en sloeg ze; en hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand van Damaskus.

Genesis 14:15 Meaning and Commentary

Genesis 14:15

And he divided himself against them, he and his servants by
night
Together with his confederates; and very probably their whole three was divided into four parts, under their four leaders; and this might be done in order to attack the four kings and their soldiers, who might be in four separate bodies; or to fall upon their camp in the four quarters of it, and to make a show of a greater army, thereby to intimidate the enemy: Abram seems to have understood the art of war, and the use of stratagems in it; and, as it might be night before he could come up to them, he took the advantage of that, and fell upon them unawares, when some were asleep in their beds, and others drunk, as Josephus ^F7 relates; and who also says, it was on the fifth night after Abram had knowledge of what had happened at Sodom: and smote them, and pursued them unto Hoba, which [is] on the left
hand of Damascus;
a famous city in Syria; it was in later times the metropolis of that country, ( Isaiah 7:8 ) ; and was most delightfully situated in a vale, (See Gill on Jeremiah 49:25); according to Josephus ^F8 it was built by Uz, the son of Aram and grandson of Shem, and some say

---

FOOTNOTES:

F9 by Shem himself, and that it is to this day called Sem in the Saracene language, and lay between Palestine and Coelesyria; on the left hand of this city, or on the north of it, as all the Targums paraphrase it, lay a place called Hoba, and is completed to be eighty miles from Dan, from whence he pursued them hither, after he had discomfited them there.
F7 Antiqu. l. 1. c. 10. sect. 1.
F8 lbid. c. 6. sect. 4.
F9 Baumgarten. Peregrinatio, l. 3. c. 4. p. 111.

Genesis 14:15 In-Context

13 Toen kwam er een, die ontkomen was, en boodschapte het aan Abram, den Hebreer, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre, den Amoriet, broeder van Eskol, en broeder van Aner, welke Abrams bondgenoten waren.

14 Als Abram hoorde, dat zijn broeder gevangen was, zo wapende hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn huis, driehonderd en achttien, en hij jaagde hen na tot Dan toe.

15 En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten, en sloeg ze; en hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand van Damaskus.

16 En hij bracht alle have weder, en ook Lot zijn broeder en deszelfs have bracht hij weder, als ook de vrouwen, en het volk.

17 En de koning van Sodom toog uit, hem tegemoet (nadat hij wedergekeerd was van het slaan van Kedor-Laomer, en van de koningen, die met hem waren), tot het dal Schave, dat is, het dal des konings.