Genesis 28:22

22 En deze steen, dien ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven!

Genesis 28:22 Meaning and Commentary

Genesis 28:22

And this stone, which I have set for a pillar, shall be God's
house
Building an altar of it with some others, and sacrificing to God on it; and wherever God is worshipped, that place is his house, be it what or where it will; and Jacob did as he promised to do, see ( Genesis 35:3 Genesis 35:7 ) : and of all that thou shalt give me, I will surely give the tenth unto
thee;
for the support of his worship; for the maintenance of such that were employed in it; for the provision of sacrifice, and for the relief of the poor, or for any use or service in which God might be glorified: this was imitated by the Heathens in later times, who gave the tenth of their substance to their gods, Jupiter, Hercules, and others ^F23.

---

FOOTNOTES:

F23 Herodot. Clio sive, l. 1. c. 89. Varro apud Macrob. Saturnal. l. 3. c. 12. Pompon. Laet. de Sacerdot. Rom. c. 3.

Genesis 28:22 In-Context

20 En Jakob beloofde een gelofte, zeggende: Wanneer God met mij geweest zal zijn, en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien ik reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen om aan te trekken;

21 En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo zal de HEERE mij tot een God zijn!

22 En deze steen, dien ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven!