Genesis 42:21

21 Toen zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziele wij zagen, toen hij ons om genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid over ons.

Genesis 42:21 Meaning and Commentary

Genesis 42:21

And they said one to another
Before they went out of the prison, at least while in the presence of Joseph: we [are] verily guilty concerning our brother;
meaning Joseph, whom they had sold for a slave, and who they supposed was dead through grief and hard servitude; and now being in trouble themselves, it brings to mind the sin they had been guilty of, which, though committed twenty two years ago, was still fresh in their memories, and lay heavy on their consciences; for length of time neither makes sin less, nor the conscience lighter, when it is revived and charged home upon it, and which was aggravated particularly by the following circumstance: in that we saw the anguish of his soul, when he besought us, and we
would not hear;
when in the utmost agony, with trembling limbs, and quivering lips, and floods of tears, as they stripped him of his coat, he most earnestly and importunately requested of them they would not put him into the pit, and leave him there; and in the same manner entreated them they would not put him into the hands of strangers, but restore him alive to his father; but they turned a deaf ear to all his cries and entreaties, and hardened themselves against him: therefore is this distress come upon us;
the same measure that was measured by them to him, was now measured to them again, and they were dealt with according to "lex talionis": they cast Joseph into a pit, and now they were committed to a prison; they would not attend to his cries and tears, and the anguish of his soul did not move their pity, and now he is inexorable to them, and will not at least appear to have any compassion on them, or show pity to them; and perhaps their being dealt with in this similar way brought to their remembrance what they had done.

Genesis 42:21 In-Context

19 Zo gij vroom zijt, zo zij een uwer broederen gebonden in het huis uwer bewaring; en gaat gij heen, brengt het koren voor den honger uwer huizen.
20 En brengt uw kleinsten broeder tot mij, zo zullen uw woorden waargemaakt worden; en gij zult niet sterven. En zij deden alzo.
21 Toen zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziele wij zagen, toen hij ons om genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid over ons.
22 En Ruben antwoordde hun, zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd, toen ik zeide: Zondigt niet aan dezen jongeling! maar gij hoordet niet; en ook zijn bloed, ziet, het wordt gezocht!
23 En zij wisten niet, dat het Jozef hoorde; want daar was een taalman tussen hen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.