Handelingen 17:27

27 Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons.

Handelingen 17:27 Meaning and Commentary

Acts 17:27

That they should seek the Lord
Or "God", as the Alexandrian copy and others, and the Vulgate Latin, Syriac, and Ethiopic versions read; their Creator, and kind Benefactor, and who has appointed their time of life, and their habitations for them; and this should engage them to seek to know him, who has done all this for them, and to fear and serve him, and to glorify his name:

if haply they might feel after him, and find him;
which shows, that though it is possible for men, by a contemplation of the perfections of God, visible in the works of creation and providence, so to find God, as to know that there is one, and that there is but one God, who has made all things; and so as to be convinced of the vanity and falsehood of all other gods, and to see the folly, wickedness, and weakness of idolatrous worship; yet, at the same time, it very strongly intimates, how dim and obscure the light of nature is; since those, who have nothing else to direct them, are like persons in the dark, who "feel" and grope about after God, whom they cannot see; and after all their search and groping, there is only an "haply", a peradventure, a may be, that they find him:

though he be not far from everyone of us;
not only by his omnipresence, and immensity, whereby he is everywhere; but by his power in supporting all in their being; and by his goodness in continually communicating the blessings of providence to them.

Handelingen 17:27 In-Context

25 En wordt ook van mensenhanden niet gediend, als iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het leven en den adem, en alle dingen geeft;
26 En heeft uit een bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden te voren geordineerd, en de bepalingen van hun woning.
27 Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons.
28 Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw poeten gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht.
29 Wij dan, zijnde Gods geslacht, moeten niet menen, dat de Godheid goud, of zilver, of steen gelijk zij, welke door mensenkunst en bedenking gesneden zijn.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.