Jeremia 1:11

11 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide: Ik zie een amandelroede.

Jeremia 1:11 Meaning and Commentary

Jeremiah 1:11

Moreover, the word of the Lord came unto me
At the same time as before: saying, Jeremiah, what seest thou?
The Septuagint version leaves out the word "Jeremiah": and I said, I see a rod of an almond tree;
a dry stick, without leaves or fruit upon it, and yet he knew it to be an almond tree stick; though some think it had leaves and fruit on it, by which it was known. The Targum is,

``and I said, a king hastening to do evil I see;''
meaning Nebuchadnezzar, king of Babylon, hastening to bring destruction upon the Jews.

Jeremia 1:11 In-Context

9 En de HEERE stak Zijn hand uit, en roerde mijn mond aan; en de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond.
10 Zie, Ik stel u te dezen dage over de volken en over de koninkrijken, om uit te rukken, en af te breken, en te verderven, en te verstoren; ook om te bouwen en te planten.
11 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide: Ik zie een amandelroede.
12 En de HEERE zeide tot mij: Gij hebt wel gezien; want Ik zal wakker zijn over Mijn woord, om dat te doen.
13 En des HEEREN woord geschiedde ten tweeden male tot mij, zeggende: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie een ziedenden pot, welks voorste deel tegen het noorden is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.