Jeremia 17:27

27 Maar indien gij naar Mij niet zult horen, om den sabbatdag te heiligen, en om geen last te dragen als gij op den sabbatdag door de poorten van Jeruzalem ingaat; zo zal Ik een vuur in haar poorten aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren, en niet worden uitgeblust.

Jeremia 17:27 Meaning and Commentary

Jeremiah 17:27

But if ye will not hearken unto me
With respect to this particular point, more especially: to hallow the sabbath day;
to keep it holy to the Lord in a religious way, in the exercise of the duties of religion, both public and private: and not to bear a burden, even entering in at the gates of Jerusalem
on the sabbath day;
or, "and go through"; or, so as "to go through" ^F12 &c; and may intend either one and the same thing, namely entering in at the gates with a burden upon the shoulders; or two things, bearing a burden, and carrying it any where in or out of the city; and an unnecessary passing and repassing through the gates of the city, whether a man has or has not a burden upon him, since the sabbath might be violated either way: then will I kindle a fire in the gates thereof;
where the prophet was to publish all this, and where the people sinned by passing and repassing, and carrying burdens in and out on the sabbath day: and it shall devour the palaces of Jerusalem;
the king's palace, and the palaces of the princes and nobles, as well as the cottages of the poorer sort: and it shall not be quenched;
until it has utterly destroyed the city: this was fulfilled by the Chaldeans, ( Jeremiah 52:13 ) . The Jews say there is no fire kindled but where the sabbath is profaned; and that Jerusalem was destroyed because they profaned the sabbath ^F13.

---

FOOTNOTES:

F12 (vb abw) "et intretis per portas", Cocceius, Schmidt.
F13 T. Bab. Sabbat, fol. 119. 2.

Jeremia 17:27 In-Context

25 Zo zullen door de poorten dezer stad ingaan koningen en vorsten, zittende op den troon van David, rijdende op wagenen en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem; en deze stad zal bewoond worden in eeuwigheid.

26 En zij zullen komen uit de steden van Juda, en uit de plaatsen rondom Jeruzalem, en uit het land van Benjamin, en uit de laagte, en van het gebergte, en van het zuiden, aanbrengende brandoffer, en slachtoffer, en spijsoffer, en wierook, en aanbrengende lofoffer, ten huize des HEEREN.

27 Maar indien gij naar Mij niet zult horen, om den sabbatdag te heiligen, en om geen last te dragen als gij op den sabbatdag door de poorten van Jeruzalem ingaat; zo zal Ik een vuur in haar poorten aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren, en niet worden uitgeblust.