Jeremia 17:25

25 Zo zullen door de poorten dezer stad ingaan koningen en vorsten, zittende op den troon van David, rijdende op wagenen en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem; en deze stad zal bewoond worden in eeuwigheid.

Jeremia 17:25 Meaning and Commentary

Jeremiah 17:25

Then shall there enter into the gates of this city
In a very public and splendid manner: kings and princes, sitting upon the throne of David;
that is, kings, with the princes of the blood, or with their nobles, who shall be of the house and line of David; and in a continual succession shall sit upon his throne, and possess the kingdom of the house of Judah, and rule over them in great glory, peace, and prosperity: riding in chariots and on horses, they and their princes, the men of
Judah, and the inhabitants of Jerusalem;
some riding in chariots, and some on horses; the king, with some of the princes of the blood, in one chariot; his nobles in others, or on horseback; with great numbers of the citizens of Jerusalem, and people from all parts, flocking to see them, and join in the procession, and so make it more grand and august: and this city shall remain for ever;
or, "be inhabited for ever" F8; a long time, and not be destroyed, as has been threatened, or its inhabitants carried captive.


FOOTNOTES:

F8 (Mlwel hbvyw) "et inhabitabitur in seculum", Piscator, Cocceius, Schmidt.

Jeremia 17:25 In-Context

23 Maar zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben hun nek verhard, om niet te horen, en om de tucht niet aan te nemen.
24 Het zal dan geschieden, indien gij vlijtiglijk naar Mij zult horen, spreekt de HEERE, dat gij geen last door de poorten dezer stad op den sabbatdag inbrengt, en gij den sabbatdag heiligt, dat gij geen werk daarop doet;
25 Zo zullen door de poorten dezer stad ingaan koningen en vorsten, zittende op den troon van David, rijdende op wagenen en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem; en deze stad zal bewoond worden in eeuwigheid.
26 En zij zullen komen uit de steden van Juda, en uit de plaatsen rondom Jeruzalem, en uit het land van Benjamin, en uit de laagte, en van het gebergte, en van het zuiden, aanbrengende brandoffer, en slachtoffer, en spijsoffer, en wierook, en aanbrengende lofoffer, ten huize des HEEREN.
27 Maar indien gij naar Mij niet zult horen, om den sabbatdag te heiligen, en om geen last te dragen als gij op den sabbatdag door de poorten van Jeruzalem ingaat; zo zal Ik een vuur in haar poorten aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren, en niet worden uitgeblust.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.