Jeremia 20:11

11 Maar de HEERE is met mij als een verschrikkelijk Held; daarom zullen mijn vervolgers struikelen, en niets vermogen; zij zijn zeer beschaamd geworden, omdat zij niet verstandiglijk gehandeld hebben; het zal een eeuwige schande zijn, zij zal niet vergeten worden.

Jeremia 20:11 Meaning and Commentary

Jeremiah 20:11

But the Lord is with me as a mighty terrible one
The Targum is,

``the Word of the Lord is for my help.''

"Mighty" to support, uphold, defend, and deliver him; and "terrible" to his enemies. The prophet looks back to the promise the Lord had made him, of his gracious and powerful presence, ( Jeremiah 1:18 Jeremiah 1:19 ) ; which he now takes comfort from; and it would have been well if he had kept this always in view, and had continued in the same actings of faith and temper of mind: but this lasted not long, as some following verses show; therefore my persecutors shall stumble, and shall not prevail;
though they should very hotly and furiously pursue him, yet they should stumble and fall by the way, and not be able to overtake him, and execute their designs upon him; the Lord, who was with him, and on his side, would throw some things in their way, at which they should stumble, and which should hinder them from proceeding; they shall be greatly ashamed, for they shall not prosper;
when they see their schemes are disappointed, and they do not succeed, they shall be filled with shame and confusion: or, "because they do not deal prudently" ^F7, as the word is rendered, ( Isaiah 52:13 ) ; they do not act a wise, but a foolish part, and therefore shame will be the consequence of it; [their] everlasting confusion shall never be forgotten;
neither by themselves nor others; the memory of it will always continue, to their everlasting grief and reproach. A very learned man connects these words with the former, thus, "they shall be greatly ashamed, for they shall not prosper, with an everlasting shame never to be forgotten" ^F8, very rightly; so another learned interpreter ^F9.

---

FOOTNOTES:

F7 (wlykvh al yk) "quia non prudenter egerunt", Montanus, Piscator; "prudenter agunt", Calvin.
F8 "Erubescent valde, quia non prosperabuntur, ignominia aeterna non obliviscenda", De Dieu.
F9 "Pudefient, quod non profecerint, ignominia perpetuitatis (quae) non tradetur oblivioni", Schmidt.

Jeremia 20:11 In-Context

9 Dies zeide ik: Ik zal Zijner niet gedenken, en niet meer in Zijn Naam spreken; maar het werd in mijn hart als een brandend vuur, besloten in mijn beenderen; en ik bemoeide mij om te verdragen, maar konde niet.

10 Want ik heb gehoord de naspraak van velen, van Magor-missabib, zeggende: Geef ons te kennen, en wij zullen het te kennen geven; al mijn vredegenoten nemen acht op mijn hinking; zij zeggen: Misschien zal hij overreed worden, dan zullen wij hem overmogen, en onze wraak van hem nemen.

11 Maar de HEERE is met mij als een verschrikkelijk Held; daarom zullen mijn vervolgers struikelen, en niets vermogen; zij zijn zeer beschaamd geworden, omdat zij niet verstandiglijk gehandeld hebben; het zal een eeuwige schande zijn, zij zal niet vergeten worden.

12 Gij dan, o HEERE der heirscharen, Die den rechtvaardige proeft, Die de nieren en het hart ziet, laat mij Uw wraak van hen zien, want ik heb U mijn twistzaak ontdekt.

13 Zingt den HEERE, prijst den HEERE; want Hij heeft de ziel des nooddruftigen uit de hand der boosdoeners verlost.