Jeremia 30:14

14 Al uw liefhebbers hebben u vergeten, zij vragen niet naar u; want Ik heb u geslagen met eens vijands plage, met de kastijding eens wreden; om de grootheid uwer ongerechtigheid, omdat uw zonden machtig veel zijn.

Jeremia 30:14 Meaning and Commentary

Jeremiah 30:14

All thy lovers have forgotten thee
The Egyptians and Assyrians, whom they sought unto for help, and entered into an alliance with, and who promised them great things; but forgot their promises and forsook them: they seek thee not;
to ask of thy welfare, as the Targum adds; they do not, visit thee, nor inquire after thine health, or how it is with thee, having no manner of care and concern for thee; this has been the case of the Jews for many ages: for I have wounded thee with the wound of an enemy, with the
chastisement of a cruel one;
so it might seem to be; and thus it might be interpreted by them, as if the Lord acted the part of an enemy, and a very cruel one, that had no mercy; though he corrected them, as in ( Jeremiah 30:11 ) , in measure, moderation, and mercy: or else the meaning is, that he wounded them, when their nation, city, and temple, were destroyed, by the hand and means of an enemy, even a very cruel and merciless one, the Romans: for the multitude of thine iniquity; [because] thy sins were increased;
a very wicked people the Jews were, not only before they went into the Babylonish captivity, but after their return; and in the times of Christ and his apostles; who complain of their covetousness, hypocrisy, adultery, thefts, murders, and sacrilege; and particularly they were in the above manner chastised by means of the Romans, for their unbelief and rejection of the true Messiah, and the persecution of his followers.

Jeremia 30:14 In-Context

12 Want zo zegt de HEERE: Uw breuk is dodelijk, uw plage is smartelijk.
13 Er is niemand, die uw zaak oordeelt, aangaande het gezwel; gij hebt geen heelpleisters.
14 Al uw liefhebbers hebben u vergeten, zij vragen niet naar u; want Ik heb u geslagen met eens vijands plage, met de kastijding eens wreden; om de grootheid uwer ongerechtigheid, omdat uw zonden machtig veel zijn.
15 Wat krijt gij over uw breuk, dat uw smart dodelijk is? Om de grootheid uwer ongerechtigheid, omdat uw zonden machtig veel zijn, heb Ik u deze dingen gedaan.
16 Daarom, allen, die u opeten, zullen opgegeten worden, en al uw wederpartijders, zij allen zullen gaan in gevangenis; en die u beroven, zullen ter beroving zijn, en allen, die u plunderen, zal Ik ter plundering overgeven.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.