Jesaja 17:7

7 Te dien dage zal de mens zien naar Dien, Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen op den Heilige Israels zien.

Jesaja 17:7 Meaning and Commentary

Isaiah 17:7

At that day shall a man look to his Maker
The one only living and true God, who has made him, and not he himself, nor any other creature; that is, such as are left, as before described, the remnant, according to the election of grace; these shall look to God for help and assistance, for supply, support, and protection; and to Christ particularly, who is the Maker of all things, without whom was not any thing made that is made, for all spiritual blessings; for righteousness and strength, for peace and pardon, for food, and all comfortable supplies of grace, for life and salvation; who is set up to be looked unto for these things; to whom men are directed and encouraged to look for them, both by himself, and by his ministers, and to whom saints in all ages have looked and have not been disappointed; and to this sense the following words incline: and his eyes shall have respect to the Holy One of Israel;
who in this prophecy is said to be the Redeemer, ( Isaiah 43:14 ) ( 54:5 ) he is the Holy One that sprung from literal Israel; and is the sanctifier of mystical Israel; to which agrees the Targum,

``and his eyes shall hope for the Word of the Holy One of Israel:''

the Word by whom all things were made in the beginning, and who was made flesh and dwelt among men.

Jesaja 17:7 In-Context

5 Want hij zal zijn, gelijk wanneer een maaier het staande koren verzamelt, en zijn arm aren afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk wanneer iemand aren leest in het dal Refraim.

6 Doch een nalezing zal daarin overig blijven, gelijk in de afschudding eens olijfbooms, twee of drie bezien in den top der opperste twijg, en vier of vijf aan zijn vruchtbare takken, spreekt de HEERE, de God Israels.

7 Te dien dage zal de mens zien naar Dien, Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen op den Heilige Israels zien.

8 En hij zal niet aanschouwen de altaren, het werk zijner handen, ook hetgeen zijn vingeren gemaakt hebben, zal hij niet aanzien, noch de bossen, noch de zonnebeelden.

9 Te dien dage zullen zijn sterke steden zijn, als een verlaten struik, en opperste tak, welke zij verlaten hebben, om der kinderen Israels wil, hoewel daar verwoesting zal wezen.