Jesaja 30:19

19 Want het volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem; gij zult ganselijk niet wenen; gewisselijk zal Hij u genadig zijn op de stem uws geroeps; zo haast Hij die horen zal, zal Hij u antwoorden.

Jesaja 30:19 Meaning and Commentary

Isaiah 30:19

For the people shall dwell in Zion at Jerusalem
Or, "for the people of Zion ^F26 shall dwell in Jerusalem"; those that belonged to the fort of Zion should dwell in Jerusalem, or "abide" there, both they and the inhabitants of it, at least many of them should quietly continue there, waiting the Lord's time to appear for them, and not run here and there, and particularly to Egypt for help or shelter. Seeing there are many things in the following verses which have respect to Gospel times, and best suit with them, this may be understood of the safe and comfortable dwelling of the children of Zion, or regenerate persons, in a Gospel church state, which is often called Jerusalem, both in the Old and New Testament: thou shalt weep no more;
or, "in weeping thou shall not weep" ^F1; though they had been weeping because of the enemy's invasion of their land, and besieging their city, yet now all tears should be wiped away from their eyes, being delivered from him; this may very well be accommodated to Gospel times: he will be very gracious unto thee, at the voice of thy cry;
these are the words of the prophet, declaring that the Lord would be gracious to his people at the voice of their prayer and supplication to him in their distress, as he was to the voice of Hezekiah's cry and supplication to him: when he shall hear it, he will answer thee;
he always hears the prayers of his people, and he always answers them, sooner or later, in his own time, and in his own way; see ( Isaiah 65:24 ) .

---

FOOTNOTES:

F26 (Nwyub Me) "polpulus Sion", V. L. Gataker.
F1 (hkbt al wkb) "plorando non plorabis", Pagninus, Montanus.

Jesaja 30:19 In-Context

17 Een duizend van het schelden van een enige, van het schelden van vijf zult gij allen vlieden; totdat gij overgelaten wordt, gelijk een mast op den top van een berg, en als een banier op een heuvel.

18 En daarom zal de HEERE wachten, opdat Hij u genadig zij, en daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij Zich over ulieden ontferme, want de HEERE is een God des gerichts; welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten.

19 Want het volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem; gij zult ganselijk niet wenen; gewisselijk zal Hij u genadig zijn op de stem uws geroeps; zo haast Hij die horen zal, zal Hij u antwoorden.

20 De Heere zal ulieden wel brood der benauwdheid, en wateren der verdrukking geven; maar uw leraars zullen niet meer als met vleugelen wegvliegen, maar uw ogen zullen uw leraars zien;

21 En uw oren zullen horen het woord desgenen, die achter u is, zeggende: Dit is de weg, wandelt in denzelven; als gij zoudt afwijken ter rechterhand of ter linkerhand.