Jesaja 40:28

28 Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand.

Jesaja 40:28 Meaning and Commentary

Isaiah 40:28

Hast thou not known? hast thou not heard?
&c.] From the history of the church in all ages; from the experience of all good men; from their own knowledge and observation; from the Scriptures, and the prophets, the interpreters of them; both that what is before suggested is wrong, and that what follows is true, that the everlasting God, the Lord, the Creator of the ends of the
earth, fainteth not, neither is weary?
or, "the God of the world"; that has made it, and upholds it, and governs it, and judges righteously in it; who is from everlasting to everlasting, unchangeably the same; whose name alone is Jehovah, the self-existent and all comprehending Being, the Maker and Former of all things; who has not only created the earth, and the foundations of it, as the Targum, or the continent, and the habitable part of the world, that is most known and dwelt in, but even the extremities of the earth; and therefore knows and will take care of his own people, let them be where they will: and though the work of creation, and of upholding creatures in their beings, and of governing the world, and providing for all in it, and of taking care of his church and people in particular, requires so much power, as well as wisdom, yet he never sinks under it, nor is weary of it; wherefore they have no reason to give way to such unbelief and despondency, as above expressed: there is no searching of his understanding;
it is infinite, it reaches to all persons and things, and therefore he cannot be at a loss to provide for his people, or plead their cause; nor can their case be unknown to him, or he want either power or skill to help them.

Jesaja 40:28 In-Context

26 Heft uw ogen op omhoog, en ziet, Wie deze dingen geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze alle bij name roept, vanwege de grootheid Zijner krachten, en omdat Hij sterk van vermogen is; er wordt er niet een gemist.

27 Waarom zegt gij dan, o Jakob! en spreekt, o Israel! mijn weg is voor den HEERE verborgen, en mijn recht gaat van mijn God voorbij?

28 Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand.

29 Hij geeft den moeden kracht, en Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geen krachten heeft.

30 De jongen zullen moede en mat worden, en de jongelingen zullen gewisselijk vallen;