Jesaja 47:10

10 Want gij hebt op uw boosheid vertrouwd; gij hebt gezegd: Niemand ziet mij; uw wijsheid en uw wetenschap heeft u afkerig gemaakt; en gij hebt in uw hart gezegd: Ik ben het, en niemand meer dan ik.

Jesaja 47:10 Meaning and Commentary

Isaiah 47:10

For thou hast trusted in thy wickedness
In wealth and power wickedly obtained; in political schemes wickedly contrived; in her ambition and pride, tyranny and cruelty; and especially in her wicked arts of astrology, divination, and magic: thou hast said, none seeth me;
lay her schemes of policy, which she thought so deeply laid, as not to be discovered; perform her magic arts, which were secretly done, and other her wicked actions done in the dark; but nothing can be hid from the omniscient God: thy wisdom and thy knowledge, it hath perverted thee:
her high opinion of her own wisdom and knowledge in political affairs, or in magic arts, deceived her, and turned her from right to wrong ways, which issued in her ruin. This rightly describes the Jesuits, and other emissaries of the church of Rome, who trust in their wickedness, their craft and cunning, which none can penetrate into; but there is an all seeing eye upon them, which discovers their intrigues, blasts their designs, and brings them into confusion: and thou hast said in thine heart, I am, and none else besides me;
none so wise and knowing as myself. This is what the oracle said of the Chaldeans ^F14,

``the Chaldeans and the Hebrews are the only wise.''

This is repeated, to observe the haughty and insolent boasts of themselves.

---

FOOTNOTES:

F14 Apud Euseb. Praepar. Evang. l. 9. c. 10. p. 413.

Jesaja 47:10 In-Context

8 Nu dan, hoor dit, gij weelderige! die zo zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en niemand meer dan ik: ik zal geen weduwe zitten, noch de beroving van kinderen kennen.

9 Doch deze beide dingen zullen u in een ogenblik overkomen, op een dag, de beroving van kinderen en weduwschap; volkomenlijk zullen zij u overkomen, vanwege de veelheid uwer toverijen, vanwege de menigte uwer bezweringen.

10 Want gij hebt op uw boosheid vertrouwd; gij hebt gezegd: Niemand ziet mij; uw wijsheid en uw wetenschap heeft u afkerig gemaakt; en gij hebt in uw hart gezegd: Ik ben het, en niemand meer dan ik.

11 Daarom zal er over u een kwaad komen, gij zult den dageraad daarvan niet weten; en een verderf zal er op u vallen, hetwelk gij niet zult kunnen verzoenen; want er zal snellijk een onstuimige verwoesting over u komen, dat gij het niet weten zult.

12 Sta nu met uw bezweringen, en met de veelheid uwer toverijen, waarin gij gearbeid hebt van uw jeugd af; of gij misschien voordeel kondet doen, of gij misschien u kondet sterken.