Jesaja 57:17

17 Ik was verbolgen over de ongerechtigheid hunner gierigheid, en sloeg hen; Ik verborg Mij, en was verbolgen; evenwel gingen zij afkerig henen in den weg huns harten.

Jesaja 57:17 Meaning and Commentary

Isaiah 57:17

For the iniquity of his covetousness was I wroth, and smote
him,
&c.] Not the greedy watchmen of the church of Rome, ( Isaiah 56:10 Isaiah 56:11 ) , but teachers and preachers in the reformed churches, who mind their own things, and not the things of Christ; seek after good benefices and livings, temporalities and pluralities, and to be lord bishops; taking the oversight of the flock for filthy lucre sake; which may easily be observed to be the predominant sin of the preachers and professors of the reformed churches; for which God has a controversy with them, and, resenting it, has smote and rebuked them in a providential way; and has threatened them, as he did the church at Sardis, the emblem of the reformed churches, that he will come upon them as a thief, ( Revelation 3:4 ) . I hid me, and was wroth:
showed his displeasure by departing from them; and how much God has withdrawn his presence, and caused his spirit to depart from the churches of the Reformation, is too notorious: and he went on frowardly in the way of his heart;
took no notice of the reproofs and corrections of God; was unconcerned at his absence; not at all affected with his departure, and the withdrawings of his Spirit; these had no effect to cause a reformation, as is now too visibly the case; the same evil is pursued with equal eagerness; this is a way the heart of man is set upon, and they do not care to be turned out of it; and are like froward peevish children under the rod, receive no correction by it.

Jesaja 57:17 In-Context

15 Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont, en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden.

16 Want Ik zal niet eeuwiglijk twisten, en Ik zal niet geduriglijk verbolgen zijn; want de geest zou van voor Mijn aangezicht overstelpt worden, en de zielen, die Ik gemaakt heb.

17 Ik was verbolgen over de ongerechtigheid hunner gierigheid, en sloeg hen; Ik verborg Mij, en was verbolgen; evenwel gingen zij afkerig henen in den weg huns harten.

18 Ik zie hun wegen, en Ik zal hen genezen; en Ik zal hen geleiden, en hun vertroostingen wedergeven, namelijk aan hun treurigen.

19 Ik schep de vrucht der lippen, vrede, vrede dengenen, die verre zijn, en dengenen, die nabij zijn, zegt de HEERE, en Ik zal hen genezen.