Jozua 22:14

14 En tien vorsten met hem, van ieder vaderlijk huis een vorst, uit al de stammen van Israel; en zij waren een ieder een hoofd van het huis hunner vaderen over de duizenden van Israel.

Jozua 22:14 Meaning and Commentary

Joshua 22:14

And with him ten princes, of each chief house a prince,
throughout all the tribes of Israel
The nine tribes and a half, so that the half tribe of Manasseh sent a prince, as well as the whole tribes:

and each one [was] an head of the house of their fathers among the
thousands of Israel;
that is, among the rulers of the thousands of Israel; and so the Greek version calls them Chiliarchs, rulers of thousands; for the people were divided into tens, fifties, hundreds, and thousands, over whom there were distinct rulers, ( Exodus 18:25 ) . Now these were among the chief of them, of the highest rank and authority; they were the chief princes, heads of several tribes; a very honourable deputation this! the son of the high priest, and ten princes, the heads of the tribes; these were chosen and sent, partly in honour to their brethren beyond Jordan, and partly that they might carry the greater authority with them, and prevail upon them to hearken to them.

Jozua 22:14 In-Context

12 Als de kinderen Israels dit hoorden, zo verzamelde de ganse vergadering der kinderen Israels te Silo, dat zij tegen hen optogen met een heir.

13 En de kinderen Israels zonden aan de kinderen van Ruben, en aan de kinderen van Gad, en aan den halven stam van Manasse, in het land Gilead, Pinehas, den zoon van Eleazar, den priester;

14 En tien vorsten met hem, van ieder vaderlijk huis een vorst, uit al de stammen van Israel; en zij waren een ieder een hoofd van het huis hunner vaderen over de duizenden van Israel.

15 Toen zij tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot den halven stam van Manasse kwamen, in het land Gilead, zo spraken zij met hen, zeggende:

16 Alzo spreekt de ganse gemeente des HEEREN: Wat overtreding is dit, waarmede gijlieden overtreden hebt tegen den God van Israel, heden afkerende van achter den HEERE, mits dat gij een altaar voor u gebouwd hebt, om heden tegen den HEERE wederspannig te zijn?