Jozua 22:12

12 Als de kinderen Israels dit hoorden, zo verzamelde de ganse vergadering der kinderen Israels te Silo, dat zij tegen hen optogen met een heir.

Jozua 22:12 Meaning and Commentary

Joshua 22:12

And when the children of Israel heard [of it]
Of the building the altar in the above place, namely, the nine tribes and a half settled in the land of Canaan:

the whole congregation of the children of Israel gathered themselves
together at Shiloh;
where the tabernacle and altar of the Lord were, whose cause they undertook to avenge, being injured as they imagined by the altar the other tribes had built, and where they could consult the Lord by Urim and Thummim, if needful; hither they repaired from the several places around, where their tribes were settled; not the whole body of the people, but their heads and representatives:

to go up to war against them;
to consult about it, and to prepare for it, which they were obliged to do by the law of God, as in the case of a city, so of a tribe drawn aside to idolatry; and which they imagined was the case of these tribes, or at least what they had done had a tendency to apostasy from the true worship of God, which they were zealous to defend at the hazard of their lives, and though it should issue in an extirpation of one or more of their tribes; see ( Deuteronomy 13:12-16 ) .

Jozua 22:12 In-Context

10 Toen zij kwamen aan de grenzen van de Jordaan, die in het land Kanaan zijn, zo bouwden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse aldaar een altaar aan de Jordaan, een altaar groot in het aanzien.
11 En de kinderen Israels hoorden zeggen: Ziet, de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse hebben een altaar gebouwd, tegenover het land Kanaan, aan de grenzen van de Jordaan, aan de zijde der kinderen Israels.
12 Als de kinderen Israels dit hoorden, zo verzamelde de ganse vergadering der kinderen Israels te Silo, dat zij tegen hen optogen met een heir.
13 En de kinderen Israels zonden aan de kinderen van Ruben, en aan de kinderen van Gad, en aan den halven stam van Manasse, in het land Gilead, Pinehas, den zoon van Eleazar, den priester;
14 En tien vorsten met hem, van ieder vaderlijk huis een vorst, uit al de stammen van Israel; en zij waren een ieder een hoofd van het huis hunner vaderen over de duizenden van Israel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.