Judas 1:15

15 Om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege al de harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.

Judas 1:15 Meaning and Commentary

Jude 1:15

To execute judgment upon all
Quick and dead, small and great, high and low, rich and poor, good and bad, righteous and wicked, sheep and goats; to pass the definitive sentence on each, that of absolution, life, and happiness, on his own people, and that of condemnation, death, and misery, on the wicked; which will be done in the most strict and righteous manner:

and to convince all that are ungodly among them;
those who are without God, the fear of him love to him, or faith in him; who have lived without the worship of him, or in a false worship; and particularly false teachers are here meant, the same as in ( Jude 1:4 ) ; who will then be convicted in their own consciences, by that clear evidence, and full light, in which things will be set:

of all their ungodly deeds;
both against law and Gospel:

which they have ungodly committed;
which they lived in the commission of, and continually practised in a vile manner, publicly, and in defiance of heaven, and with seared consciences:

and of all their hard [speeches], which ungodly sinners have spoken
against him;
either "against" God, as the Vulgate Latin version reads, against his being, his perfections, his providence, his purposes, his word, and worship; or rather against Jesus Christ the Lord, who will come to judge them, against his person and offices, his blood, righteousness, and sacrifice; his ministers and people, his truths and ordinances.

Judas 1:15 In-Context

13 Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt.

14 En van dezen heeft ook Enoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen;

15 Om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege al de harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.

16 Dezen zijn murmureerders, klagers over hun staat, wandelende naar hun begeerlijkheden; en hun mond spreekt zeer opgeblazen dingen, verwonderende zich over de personen om des voordeels wil.

17 Maar geliefden, gedenkt gij der woorden, die voorzegd zijn van de apostelen van onzen Heere Jezus Christus;